werktuig
Pomplepelboor, -schroefboor, -schulpboor (v.)
Om houten buizen of de buis van een houten pomp uit te hollen, worden
avegaars gebruikt waar, tussen boorijzer en kruk, metalen stangen kunnen
bijgevoegd worden, zodat de drie tot vijf meter lange stam doorgeboord kan
worden (1). In tegenstelling tot de andere avegaars, is de stang van het
boorijzer maar enkele centimeter lang (7-15 cm). Zij is rechthoekig gesmeed
met een gat, om te passen in de dille van een verlengstuk waarin zij door
een ijzeren pen of een bout bevestigd is. De pomplepelboor en de
pompschroefboor dienen enkel om een klein gat met steeds dezelfde
middellijn te boren. Daarom is het boorijzer soms op een zeer lange stang
gesmeed zodat geen verlengstuk nodig is. De kruk is gewoonlijk van hout
maar een kruisvormige kruk, gedeeltelijk van metaal, wordt soms aangewend
(2). Twee verschillende soorten van boorijzers zijn voor het uithollen van
een pompbuis nodig. Een neuslepelboor of een schroefboor (3) om een gat met
kleine middellijn door het stuk te boren (4), en een stel...