ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 801 - 850 1,399 resultaten gevonden
Percussiehamer (m.)
De percussiehamer is een licht hamertje (ca. 18 cm lang, 50 gr zwaar) uit de diagnostiek dat bestaat in diverse materialen. Het metalen, plastic of (ebben)houten handvat is vaak geribbeld voor een goede greep. Het werkend deel van metaal met been of ivoor staat haaks op het handvat. De holte aan het conische uiteinde is soms voorzien van rubber of gom, die vervangen kan worden. De arts slaat ermee op de plessimeter, een metalen plaatje, soms van ivoor of glas en met maataanduiding, om te percuteren. Door middel van licht aankloppen op het huidoppervlak onderzoekt hij de toestand van de onderliggende organen van de patiënt. Men tracht hierbij een helder en gelijkmatig geluid te veroorzaken om eventuele aandoeningen op te sporen. De dierenarts gebruikt de percussiehamer voor onderzoek van de buikholte van vee. Het werktuig is verwant aan de reflexhamer. [MOT]
Perspotpers (hand) (v.)
Kwekers die werken met planten die een lang seizoen nodig hebben om vrucht te dragen, zoals meloenplanten, planten het zaad altijd direct in een tot kluitje samengeperst blokje teelaarde, perspotje (2) genoemd. Dit wordt later met de zaailing in de grond gezet. Perspotjes worden ook gebruikt voor het vervroegen van verschillende gewassen, zoals kropsla, andijvie, bloemkool, tomaten e.d. De perspotpers (1) is een holle, aan twee zijden open, ijzeren kubus of cilinder (ca. 2-10 cm) (3) op een T-vormige steel om perspotjes te maken. Men drukt de kubus in de grond, trekt hem er dan met een kluitje uit, dat d.m.v. een hendel uit die kubus geduwd wordt; bij deze laatste handeling drukt men tevens een plantgaatje in de aarde. [MOT] (1) Naast de perspotpers bestaan er ook perspottoestellen op een tafel en elektrisch aangedreven perspotmachines (VAN LEUVEN: 57). (2) V.A.W.P.: 3.220. (3) De perspotpers kan ook voorzien zijn van verschillende compartimenten om meerdere perspotten tegelijk te maken...
Pianosleutel (m.)
Een pianosleutel is een haakvormige dopsleutel met houten hecht waarmee de bouten, waaraan de snaren van een piano, harp of hakkebord bevestigd zijn, bij het stemmen aan- of losgedraaid worden. De achtkantige dopsleutel bestaat in verschillende diameters. [MOT]
Pijp- en fitterstang (v.)
Bij deze tang zijn de functies van de pijptang en de fitterstang samengevoegd. Men kan zowel moeren als pijpen aan- of losdraaien. De betrekkelijk lange bek heeft één of meerdere openingen van verschillende grootte. De bek eindigt in de haakvormige ronde kaak en de korte rechte kaak die het bewerkt stuk tegen de haak drukt. Net als bij de pijptang is de bovenste kaak naar achter getand, de onderste naar voor. De tang grijpt de pijp wanneer men ze naar beneden drukt, maar glijdt erover wanneer men ze terug naar boven brengt. Men hoeft dus niet telkens de tang te openen om de pijp verder aan te draaien. De loodgieter gebruikt daarnaast ook de waterpomptang en de sifontang. [MOT]
Pijpenbuiger (o.)
De pijpenbuiger is een handwerktuig waarmee men plastieken, koperen en dunwandige stalen buizen koud kan buigen. Het is een metalen stang (ca. 60 cm) die op het uiteinde omgebogen is en op enige afstand daarvan een halfrond uitgefreesd buigsegment heeft. De pijp wordt achter het haakvormig uiteinde in het buigsegment geplaatst. Door de pijpenbuiger als hefboom te gebruiken, wordt de pijp rond het buigsegment gebogen. Aan de pijpenbuigtang is hiertoe een tweede arm voorzien. De breedte van het buigsegment varieert naargelang de diameter van de pijp. Het is ook mogelijk dat er aan beide uiteinden van de stang een buigsegment is van verschillende diameter. De vroegere zogenaamde Bergmannbuizen waren van karton met een buitenlaag van metaal en boog men met de isolatiepijpbuigtang. Zie ook de buigveer. Te onderscheiden van het buigijzer (mandenmaker) en de buighaak. [MOT]
Pijpenbuigtang (v.)
De pijpenbuigtang is een handwerktuig waarmee men plastieken, koperen en dunwandige stalen buizen koud kan buigen. Net als de pijpenbuiger bestaat ze uit een metalen stang die op het uiteinde omgebogen is en op enige afstand daarvan een halfrond uitgefreesd buigsegment heeft. De pijp wordt achter het haakvormig uiteinde in het buigsegment geplaatst. De tweede arm dient als hefboom om de pijp rond het buigsegment te buigen. De afmetingen van de tang en de breedte van het buigsegment varieert naargelang de diameter van de pijp. De vroegere zogenaamde Bergmannbuizen waren van karton met een buitenlaag van metaal en boog men met de isolatiepijpbuigtang. Zie ook de buigveer. [MOT]
Pijpenkoter (m.)
Een pijpenkoter is een ijzeren staafje, botje (bv. hazensprong) of houten stokje waarmee tabak of teer uit de pijpenkop verwijderd kan worden. Vaak wordt het gecombineerd met een lepeltje (ca. 4 cm bij 2 cm) dat ook aangekoekte teer kan lospeuteren (zie ook pijpenrasp), en met een stampertje (1) (ca. 1 cm in doorsnede) om brandende tabak in de pijp aan te drukken. [MOT] (1) pijpenstopper genoemd.
Pijpenrasp (v.)
De pijpenrasp is een kleine (ca. 4-5 cm), cilindervormige (ca. 1 cm doorsnede) rasp met afgerond uiteinde, waarmee men aangekoekte tabak of teer in het pijpenkopje kan loswroeten wanneer dat niet lukt met de pijpenkoter. [MOT]
Pijpfrees (v.)
Nadat de metalen pijpen (binnendiameter 0,3-5 cm) met de pijpsnijder of de metaalzaag zijn afgekort, gebruikt de loodgieter of de fitter een pijpfrees om de braam, die zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van de pijp voorkomt, te verwijderen. Daarvoor wordt respectievelijk een mannelijke en een vrouwelijke pijpfrees gebruikt. De mannelijke pijpfrees bestaat uit een stalen kegel van verschillende afmetingen met 7 à 20 gefreesde groeven die rechte of spiraalvormige snijkanten vormen. Het vrouwelijke model bestaat uit een cilinder of kegel waarvan de binnenzijde kegelvormig is uitgehold en voorzien is van 20 à 25 gefreesde groeven met rechte snijkanten. De pijpfrees wordt, zoals de ruimer, in beweging gebracht door een wringijzer, een omslagboor of een borstboor. Soms is het uiteinde voorzien van een opening waar een stangetje (ca. 10 cm) doorsteekt en als handvat dient. Andere modellen zijn voorzien van een handvat met palrad. [MOT]
Pijprichter (m.)
De pijprichter (1) is een zwaar (tot 10 kg en meer) stalen werktuig om metalen buizen die een kleine knik gekregen hebben of een lichte torsie vertonen, terug recht of in een gewenste, gelijkmatige kromming te buigen. De chauffagist hanteert het bijvoorbeeld om verwarmingsbuizen gelijk te richten. Men plaatst de drie holtes rond de pijp. De middelste bevestiging is draaibaar en verstelbaar. Door de schroef stevig aan te draaien, wordt er zware druk op dat stuk pijp uitgeoefend. De pijprichter gelijkt sterk op sommige railbuigers (2). [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Zie het Franse redresse-tube. (2) In het Engels is dat model van railbuiger gekend onder de naam 'Jim crow'.
Pijpschaar (v.)
Ondanks haar naam is de pijpschaar een tang. Men warmde de kaken op om kant e.d. te pijpen of er plooien in aan te brengen. De bek bestaat uit twee ronde lange staafjes. Soms draaide men touw rond de ogen van de armen om de handen te beschermen tegen de warmte. De plooischaar kon meerdere plooien tegelijkertijd aanbrengen. [MOT]
Pijpsleutel (m.)
Met de pijpsleutel worden verzonken of moeilijk bereikbare schroefbouten, moeren, autobougies enz. aan- of losgedraaid. Hij bestaat uit een metalen pijp waarvan een uiteinde vier- of zeshoekig uitgedreven is om te passen op een moer of een bout; er bestaan er ook dubbele, waar beide uiteinden een bout van verschillende afmetingen kunnen vatten. Een combinatie van pijpsleutel en dopsleutel van zelfde afmetingen komt ook voor. Doorgaans is er door de pijp een gat geboord waardoor een stang gestoken wordt die als draaikruk dient. Er bestaan ook gebogen pijpsleutels. Kleine pijpsleutels eindigen vaak in een ring. Zie bougiesleutel, horlogesleutel, sleutel voor rolschaatsen. [MOT]
Pijptang (v.)
De pijptang is speciaal ontworpen om pijpen aan- en los te draaien.  De arm van de onderste kaak is hol zodat de andere arm erin past. Hij kan tevens door een bout versteld worden om de opening tussen de kaken te vergroten of te verkleinen. Deze bout vormt ook het scharnier van de tang. De bovenste kaak is naar achter getand, de onderste naar voor. De tang grijpt de pijp wanneer men ze naar beneden drukt, maar glijdt erover wanneer men ze terug naar boven brengt. Men hoeft dus niet telkens de tang te openen om de pijp verder aan te draaien. Deze tang wordt soms ook Blitztang of klemtang genoemd. Ze bestaat in verschillende maten (15-40 cm) maar meestal gebruikt men een tang van ca. 30 cm. Er bestaat ook een pijptang die de smid gebruikt om ronde of lange stukken te vatten. De lange stukken vat men haaks tussen de kaken. Deze bestaan uit een haakvormige ronde haak en een korte rechte kaak die het bewerkt stuk tegen de haak drukt. Men kan ook pijpen aandraaien met deze tang. Het Stillson...
Pikhaak (m.)
De pikhaak wordt in combinatie met een zicht gebruikt. Hij dient om bij het werk de halmen bijeen te houden en om het afgehakte graan tot een schoof bijeen te brengen. De pikhaak heeft een gebogen of recht, puntige ijzeren haak (ca. 15-30 cm) dat haaks aan een rechte houten steel (ca. 80-100 cm) is bevestigd door middel van een angel, een dille of twee veren. Op ca. 10 cm van het uiteinde van de steel is meestal een sleuf voorzien om het blad van de zicht erdoor te steken zodat het geheel over de schouder kan gedragen worden. Zie ook de kortere halmenhaak. [MOT]
Pikhouweel (o.)
Het pikhouweel wordt door de groefwerker en de mijnwerker gebruikt om steen(kool) los te hakken.Het pikhouweel van de mijnwerker heeft zeer verschillende vormen. Het heeft een 25-35 cm lange vierkantige (ca. 2,5 bij 2,5 cm) of rechthoekige (ca. 3 bij 1,5 cm) punt met aan het andere uiteinde een oog waar de houten steel (ca. 60 cm) in steekt. In plaats van een pikhouweel gebruikt de mijnwerker ook een soort van recht houweel zodat hij met hetzelfde werktuig twee maal langer kan werken. Zie de rivelaine. Om niet het hele werktuig naar de smidse te moeten brengen wanneer het versleten is, wordt ook een pikhouweel gebruikt waarvan de punt losgeschroefd kan worden (1).Het model gebruikt voor rotsen is zwaarder (ca. 3-4 kg) dan dat van de mijnwerker (ca. 1,5-2 kg). Naast de punt is dit model aan het ander uiteinde voorzien van een hamer. [MOT](1) HATON DE LA GOUPILLIERE: 285.
Pillenschieter (m.)
De pillenschieter is een hulpmiddel om medicijnen in de vorm van tabletten of capsules oraal aan dieren toe te dienen. In tegenstelling tot een toedienspuit voor vloeistoffen, wordt het medicijn met snelheid zover mogelijk achter in de keel geduwd, zodat het dier het medicijn doorslikt en niet uitspuwt. Vaak gaat het om courante geneesmiddelen zoals Albendazol tegen wormen. Enerzijds kan het dienen voor huisdieren zoals katten en honden, anderzijds voor groot vee zoals koeien. Eigenaars, fokkers en dierenartsen hanteren het. Eenvoudige modellen zijn van harde plastic vervaardigd. Men herkent gebruikte exemplaren aan de bijtsporen. Tegenwoordig zijn er modellen in diverse materialen en formaten, aangepast aan de diersoort. Soms is daarbij een zijdelingse hendel voorzien, die het werktuig de vorm van een pistool geeft. De pillenschieter is te onderscheiden van de sigarettenvuller. [MOT]
Pinrasp (v.)
Schoenmakerswerktuig dat bestaat uit een langwerpige (ca. 7-10 cm / ca. 2-3 cm) rasp, die zich bevindt aan een lichtjes gebogen staaf die in een houten handvat bevestigd is. De totale lengte varieert tussen 25-50 cm. De pinnen waarmee men de zool vasthecht kunnen soms in de schoen binnendringen. De schoenmaker knipt de scherpe uiteinden eerst af met een pinknipper - dat is een mesje dat vaak gecombineerd is met de pinrasp, en zo geplaatst is dat het over de binnenzijde van de zool geduwd of getrokken kan worden - en raspt vervolgens de binnenkant van de schoen glad met de pinrasp. Zie ook schoenmakersrasp. [MOT]
Pizzawieltje (o.)
Keukenwerktuig met een relatief groot (ca. 6-7 cm doorsnede) en stevig roestvrijstalen snijwieltje, bevestigd in een houten, plastic of aluminium hecht dat naar het wieltje toe wat wijder uitloopt, om de vingers te beschermen. Met een pizzawieltje kan men een pizzabodem uit het deeg snijden en, als de pizza gebakken is, kan men deze daarmee in punten snijden. Te onderscheiden van het deegradertje. [MOT]
Plaan (steenbakker) (v.)
Handwerktuig van de steenbakker dat bestaat uit een rechthoekig blokje, meestal van wilgenhout, al dan niet met één boogvormige zijde (1), met gladgeschaafde onderkant, voorzien aan de bovenkant van één of twee hechten, loodrecht op het blokje geplaatst. Bij de steenvorm waarvan de dwarsplankjes minder hoog zijn dan de lange hoort een plaan met twee groeven in de onderkant (2). Nadat de steenbakker met beide duimen het teveel aan klei van de steenvorm heeft weggestreken, maakt hij met de natte plaan uit de waterbak de steen effen en glad. Wanneer de onderkant van de plaan te veel is afgesleten wordt hij opnieuw glad en vlak gemaakt. [EMABB] (1) Soms driehoekig (LEJEUNE, E: 129). (2) Bv. DUHAMEL 1763: pl.4.18.
Plaatschaar (v.)
"Plaatschaar" duidt een aantal scharen aan om blik of dunne (ca. 0,5mm) metalen platen door te knippen. Als het om dikker materiaal gaat, hakt men eerst een ruwe snijlijn in met een koubeitel of gebruikt men een stokschaar. De plaatschaar bestaat uit 2 hefbomen van de eerste soort die rond een spil draaien. De vrij lange, rechte armen eindigen in ogen of zijn op het uiteinde licht naar binnen gebogen; bij het Japans model (Japans: kanekiri hasami) zijn de bladen smaller en de armen gebogen. Er bestaan verschillende modellen, die soms een eigen benaming dragen, al is het gebruik ervan niet altijd constant. Met de blikschaar knipt de plaatwerker rechte sneden in de plaat. De bladen liggen in hetzelfde vlak als de armen en worden steeds haaks ten opzichte van het materiaal gehouden. Zo voorkom je ruwe snijkanten in de plaat. Bij een ander model, soms doorloopschaar genoemd, zijn de arme, gebogen zodat de hand zich een vijftal centimeter boven de plaat bevindt. Hierdoor kan men langere stukken...
Plaggenzeis (v.)
Handwerktuig met zwaar, halfrond (ca. 25 bij 12 cm) blad dat door middel van een dille haaks op een houten steel (ca. 100 cm), met handvat, is bevestigd. Met de plaggenzeis hakt men - in tegenstelling tot de zeis waarmee wordt gesneden - zoden (plaggen) los op de heide. Ze werden in de zon gedroogd en als strooisel gebruikt om de mest in de potstal (1) aan te lengen en de vloeibare uitwerpselen goed op te slorpen. [MOT] (1) Stal in de Kempen waarbij de vloer, waar de koeien opstaan, ca. 75-100 cm lager ligt dan de werkvloer. De mest stapelt zich onder de voeten van het vee de hele winter op.
Plakhamer (m.)
De plakhamer is een hamervormig werktuig van 300-600 gr waarmee een oplegblad op het blindhout gestreken wordt. Het heeft een zeer brede pen (5-10 cm) en een kort hecht. Het werkend deel is van ijzer, van hout of, uitzonderlijk van koper (1). Het oplegblad wordt aan de bovenzijde bevochtigd en langs de onderzijde ingestreken met lijm. De gelijmde zijde wordt op het blindhout gelegd. Nadat het oplegblad lichtjes is verwarmd - d.i. om de lijm, die zeer vlug afkoelt en opstijft, terug vloeibaar te maken (zie lijmijzer) - legt de vakman de pen van de plakhamer op de plaat en duwt (2) of trekt (3) hij het werktuig van het midden van de plaat tot aan het uiteinde van het blad (4). Hij begint opnieuw tot wanneer hij over heel het blad gewreven heeft. Het doel van de bewerking is het blad goed op het hout te drukken en de lijm open te strijken. De druk mag niet te groot zijn om het blad niet te scheuren. Om bij het lijmen een oplegblad aan te drukken op een bolrond oppervlak, gebruikt men een...
Plakker (vlas) (m.)
De plakker (1) is een spaanvormig houten handwerktuig om de bovenkanten van de laatste vlasbundels in de rootbak mooi vlak te kloppen. Het is een stevig houten plankje of blokje, ca. 35 cm lang en 20 cm breed, met een vlakke onderkant en een of twee opstaande handvatten bovenaan. Indien ergens de kop van een vlasbundel wat te hoog zat, werd hij roest en onvoldoende geroot. Het werktuig is niet te verwarren met de slaag en plaan van de steenbakker. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. De term uit Dewilde 1983: 231, 234 is niet te verwarren met het werktuig van de dijker om zoden te plakken maar het doel is vergelijkbaar, nl. vlakmaken en vaststampen.
Plamuurmes (o.)
Spatelvormig werktuig dat wordt gebruikt om vulmiddel aan te brengen in kleine spleten in wand of plafond. Het plamuurmes heeft meestal een driehoekig of trapeziumvormig metalen blad (ca. 2-14 cm breed), met scherpe of afgeronde hoeken, dat soepel en (licht) verend is, en in een houten of plastic, recht hecht steekt. Met de hoek van het plamuurmes worden eerst de losse delen uit de scheur verwijderd, daarna wordt wat vulmiddel op het uiteinde van het blad aangebracht en wordt het in een doorlopende beweging in de scheur gedrukt. Door de flexibiliteit van het blad dringt het vulmateriaal in alle oneffenheden. Nadat het opgedroogd is, wordt het bewerkte oppervlak geschuurd (zie schuurpapier), opdat het vulmateriaal niet boven het oppervlak zou uitsteken. De huisschilder gebruikt tevens een plamuurmes om het houtwerk van ramen, deuren en hun kozijnen te plamuren. Er bestaan ook plamuurmessen waarvan de bladen verwisselbaar zijn. Zie ook afsteekmes. [MOT]
Plantschopje (o.)
Schopje (ca. 30 cm) dat gebruikt wordt voor het planten van grote zaden, bollen en knollen en kleine plantjes zoals zaailingen. Met het plantschopje kan je gemakkelijk een gat in de grond graven, maar ook de grond losmaken of hardnekkig onkruid verwijderen. Het heeft een holrond, driehoekig blad waarvan de snede meestal afgerond is; wanneer het blad een scherpe punt heeft, is dat bedoeld voor gebruik in harde aarde. Op sommige modellen zijn streepjes op het blad aangebracht, waardoor men de diepte goed kan bepalen. De rechte steel is soms met een knik aan het blad bevestigd. Een ander model heeft een smaller (ca. 5 cm) (en langer) blad (1). Deze dient om kleine bollen en zaailingen te planten waar weinig ruimte is (bv. tussen andere planten), maar ook om paardebloemen en andere planten met penwortels te wieden (zie penwortelsteker). Een speciaal model, vaak gebruikt bij het botaniseren (2), heeft een houten handvat dat wordt bevestigd op het blad dat doorloopt. Het schopje kan een (roestvrij)...
Planttang (v.)
Tang met twee halfcilindrische - soms spade- of troffelvormige - kaken die dicht gaan wanneer de ramen naar elkaar gedrukt worden. Een bijzonder model (van het leger?) wordt bediend met een hendel. De planttang dient vooreerst, zoals de pootboor, om bolgewassen en planten waarbij de wortels niet ontbloot mogen worden, te planten of verplanten. Hierbij worden de halfcilindrische kaken (diam. ca. 6-18 cm) van de tang in gesloten toestand in de (mulle) grond geduwd om dan de mooi gevormde kluit terug te lossen door de kaken te openen. Een groter model (ca. 120 cm) dient om makkelijk diepe, smalle kuilen in de grond te graven. De opening tussen de spadevormige, dikke (ca. 3 mm) kaken bedraagt ongeveer 15 cm in gesloten toestand. Bij het graven duwt men de plantboor halfopen in de aarde, drukt men de armen dicht en haalt zo de aarde tussen de spaden naar boven. Men kan tot 1 meter diep gaan. Deze planttang werd onder meer gebruikt om de houten elektriciteits- of telefoonpalen te plaatsen....
Platbektang (v.)
Dunne metaaldraad buigt men met een tang. Naargelang men een hoek of een boog wenst te bekomen, gebruikt men een tang met een platte of een ronde bek (zie rondbektang). De kaken van de platbektang kunnen aan de buitenzijde rechthoekig of rond zijn. De bek is conisch om ogen van verschillende diameter te kunnen maken. Soms combineert men een platbektang met een draadkniptang. [MOT]
Platenborstel (m.)
De platenborstel is een wisser om vinyl muziekplaten schoon te maken door stof en vingerafdrukken af te vegen zonder de plaat te beschadigen. Een model bestaat uit een rechthoekig en afgerond eikenhouten blokje met een zacht vilten borstelvlak, doorgaans zwart. Hij gelijkt enigszins op een bordenwisser. Aan één korte zijde is een gleuf voorzien om de bijhorende schoonmaakvloeistof op te bergen. Andere modellen hebben bleek geitenhaar of fluweel. Er zijn ook diverse modellen in carbon en kunststoffen ontwikkeld. De meeste hebben antistatische eigenschappen om de plaat van zijn statische lading te ontdoen. Soms zit het werktuig in een set met een kort borsteltje voor de naald van de platenspeler. [MOT]
Platenbuigtang (v.)
De zinkwerker en de blikslager buigen, op de werf, de randen aan platen met behulp van een tang met platte, brede bek. Die bek kan zowel in hetzelfde vlak als de armen liggen als haaks (1) op de armen staan. De platenbuigtang (2) bestaat in verschillende formaten: het kleine model is zo'n 20-30 cm lang en zijn bek, 3,5-8 cm breed; de grote tang (3) is 45-55 cm lang, en haar bek 10 tot 20 cm breed. Omdat de bek in dat laatste geval te zwaar zou zijn indien hij, zoals bij de kleine tang, geleidelijk breder zou worden, is hij T-vormig. Sommige modellen kan men makkelijk hangen met de haak op het eind van één van de armen. Een bijzonder model is van een verstelbare geleider voorzien (4). [MOT] (1) TABAK: 102-103 laat een "Meelis" platenbuigtang zien om de kraal van een dakgoot te buigen. (2) Ook wel felstang genoemd (''Tech-term'': 33). Mogelijk is de bekledingstang uit ''Tech-term'': 33, gebruikt om te bekleden met lood, een grote platenbuigtang. (3) Ook dektang genoemd (TABAK: 96). (4)...
Plaveiblok (o.)
Bij het leggen van zware tegels gebruikt de tegelleger of de stratenmaker een plaveiblok om ze aan te stampen (vgl. straatstamper). Het werktuig bestaat uit een houten, met een ijzeren ring beslagen blok. Een ijzeren T-handvat zorgt voor extra gewicht (het geheel weegt zo'n 2-2,5 kg). Het werkt bij een op- en neerwaartse beweging. [MOT]
Pleisterspaan (v.)
De pleisterspaan wordt door de stukadoor gebruikt bij het afwerken van wanden en plafonds. Het werktuig heeft een langwerpig rechthoekig, of driehoekig blad (ca. 28 cm) met afgeronde punt. Het is vervaardigd van dun staal dat soepelder is dan dat van de raapspaan. De randen van de pleisterspaan zijn vrij scherp. Daarom wordt de spaan in een schede bewaard, ter voorkoming van beschadigingen die onmiddellijk in het pleisterwerk zichtbaar zouden zijn. [MOT]
Pleistertroffel (m.)
"Werktuig dat de metselaar gebruikt voor het afpleisteren van stoepen, kelderkoekoeken (d.i. een keldergat) en dergelijke kleine muuroppervlakken." (1) De stukadoor gebruikt het voor allerlei werkzaamheden zoals o.a. kalk of mortel glad strijken op moeilijk bereikbare (kleine) oppervlakken, inwendige hoeken bijwerken, enz. De pleistertroffel bestaat uit een klein (ca. 7-10 cm) metalen blad dat met een omgebogen steel aan een recht hecht is bevestigd. Het blad is ofwel driehoekig met een spitse of stompe punt ofwel langwerpig en afgerond. Zie ook metselaarstroffel. [MOT] (1) JELLEMA: 30.
Ploegstok (m.)
Handwerktuig om tijdens het ploegen de ploegschaar en het rister te ontdoen van planten, aarde of mest, om de mest in de voor te duwen, om de eg bij te sturen, om op het kader van de eg te drukken zodat ze dieper in de grond zakt op plaatsen waar de grond meer weerstand biedt, om aardkluiten te breken na het eggen en om de eg schoon te maken. Het werkend deel van de ploegstok bestaat uit een kleine ijzeren spatel (breedte ca. 5-8 cm), op de hoeken licht afgerond en een dille met veer waarin een lange steel (ca. 100 cm) steekt. Eenvoudige modellen bestaan uit een gaffelvormige tak (1) of uit een stok waarvan het dikste uiteinde is afgeschuind.  Soms is de ploegstok gecombineerd met een prikstok met 1 tand. [MOT] (1) Volgens LEGROS: 112 kan deze tot 2,5 meter lang zijn.
Plombeertang (v.)
De plombeertang dient om de loodjes dicht te knijpen wanneer men iets verzegelt. De bek wordt gevormd door een kussen en een stang, die door een houder op dezelfde arm als het kussen glijdt en door de andere arm tegen het kussen gedrukt wordt. In beide delen van de bek is een stempel gegraveerd, die meteen in het lood gedrukt wordt. De plombeertang wordt soms gecombineerd met een zijkniptang zodat men met hetzelfde werktuig het zegel kan aanbrengen en de staaldraad doorknippen (1). Om te verzegelen gebruikt men ook vaak blikjes, waar het merk reeds ingedreven is. Men drukt deze dicht met behulp van een plombeertang met holronde kaken. Zo beschadigt men het blikje niet. De bek wordt eveneens gevormd door een kussen en een stang, die door een van de armen tegen het kussen geduwd wordt. Zie ook draadkniptang. [MOT] (1) Catalogus SETON 2006: 90, 153.
Plooimangeltje (o.)
Met een plooimangeltje worden plooien in kragen e.d. aangebracht. Het bestaat uit twee - meestal koperen - holle gegroefde cilinders die horizontaal op een plaat gemonteerd staan. In deze cilinders steekt men bouten die op de kachel verwarmd werden. Aan één van deze cilinders is een draaizwengel bevestigd. De stof wordt tussen de cilinders geperst. Er kan ook een beugel aanwezig zijn waarmee het apparaat op de tafelrand kan vastgeklemd worden. In kleinere kledingstukken kan men ook plooien aanbrengen met een plooischaar of een pijpschaar. [MOT]
Plooischaar (v.)
Vroeger bracht men de plooien in mutsen, kant, e.d. aan met een opgewarmde plooischaar. Haar bek is breed en binnenin gegolfd. Men kon ook een pijpschaar gebruiken, maar haar bek is smaller en bestaat uit twee lange ronde staafjes. Grotere stukken haalde men door een plooimangeltje. [MOT]
Plumeau (m.)
De plumeau is een lichte stoffer, bestaande uit een rechte houten of plastic steel, met aan het uiteinde een reeks veren of pluimen. Deze waren van oorsprong natuurlijke veren (bv. struisvogel, nandoe) maar zijn nu vooral uit kunststof gemaakt. Ze zijn meestal zeer kleurrijk. De plumeau dient voornamelijk om in het interieur onregelmatige, moeilijk bereikbare en kwetsbare oppervlakken en breekbare voorwerpen te ontstoffen, zoals meubels, schilderijen, vazen, lampen, enz. Het stof blijft door elektrostatische energie hangen en dient nadien te worden uitgeklopt. Zie ook de ragebol. [MOT]
Polijstijzer (o.)
Het polijstijzer is een handwerktuig dat bestaat uit een ijzeren middenstuk met aan beide uiteinden een houten handvat. De totale lengte varieert tussen 35 en 45 cm. De schoenmaker gebruikt het - net zoals de bollikker - om glans te geven aan het leder, vooral aan de zool en hiel. Doordat er twee handvatten zijn, kan men echter meer druk uitoefenen dan met de bollikker. Het middenstuk kan verscheidene vormen aannemen: halfrond of ovaal in doorsnede, ei- of bolvormig met een trapje aan één zijde, specifiek om de concave zijden van de hiel te polijsten. [MOT]
Polka (m.)
De polka is een betrekkelijk licht (1,7 tot 2,5 kg) handwerktuig van de steenhouwer. Hij sluit nauw aan bij de vlecht qua vorm en functie maar hij is lichter en dient eerder om zachtere steensoorten te bewerken. Hij heeft doorgaans één, uitzonderlijk twee horizontale bijlvormige uiteinden. De sneden staan dus meestal haaks op elkaar. De horizontale snede wordt gebruikt voor de oppervlaktebewerking van panelen en reliëfs en voor oppervlakken die men met de vlecht of beitels moeilijk kan bereiken. (1) De polka is niet te verwarren met het metselaarshouweeltje (décintroir) waarvan de sneden ook haaks op elkaar staan. [MOT] (1) Er zouden ook modellen bestaan met vervangbare snedes.Taille de la pierre, guide pratique: 34-35. BESSAC: 52-53.
Pollepel (m.)
Met een pollepel roert en schept men soep, saus, beslag e.d. Hij heeft een komvormig metalen blad aan een rechte lange steel die vaak in een haak of oog eindigt. Soms heeft de pollepel een houten handvat. De steel is lang om goed tot bij de bodem van een diepe pan te geraken. De grootte varieert (ca. 8-16 cm doorsnede; ca. 25-63 cm lang). Te onderscheiden van de loodlepel. [MOT]
Pompboor (boortuig) (v.)
Boortuig die in een heen- en weergaande beweging wordt gebracht door een touw dat op en afrolt rond een spil met onderaan een vliegwiel en een boorhouder. Het touw steekt door een opening bovenaan de spil en beide uiteinden zijn vastgemaakt aan een dwarshout waar de spil doorsteekt. Het vliegwiel zorgt voor extra stuwkracht. De pompboor wordt gebruikt om in harde materialen zoals steen of metaal te boren (1). De kleinere pompboren worden door juweliers gebruikt. Soms is het vliegwiel vervangen door een steen (2). [MOT] (1) Bij zachte houtsoorten zou de boor vast komen te zitten in het hout en zo beletten dat het vliegwiel het touw terug opwindt. (SALAMAN 1976: 191). (2) SELLENS: 82.
Pomphaak (m.)
Werktuig waarmee de pompemmer of pompbos uit een waterpomp getrokken kan worden. Dat gebeurt voor het vriezen om de pomp af te laten, of wanneer de emmer hersteld moet worden. De pomphaak die wordt gebruikt bij een gietijzeren waterpomp bestaat uit een dubbele ijzeren haak, ca 80-100 cm lang, met meestal een brede ring als handvat. Het model gebruikt voor een houten waterpomp is volledig uit ijzer en eindigt in een stompe haak. Hij is niet te verwarren met de hooihaak. [MOT]
Pomplepelboor, -schroefboor, -schulpboor (v.)
Om houten buizen of de buis van een houten pomp uit te hollen, worden avegaars gebruikt waar, tussen boorijzer en kruk, metalen stangen kunnen bijgevoegd worden, zodat de drie tot vijf meter lange stam doorgeboord kan worden (1). In tegenstelling tot de andere avegaars, is de stang van het boorijzer maar enkele centimeter lang (7-15 cm). Zij is rechthoekig gesmeed met een gat, om te passen in de dille van een verlengstuk waarin zij door een ijzeren pen of een bout bevestigd is. De pomplepelboor en de pompschroefboor dienen enkel om een klein gat met steeds dezelfde middellijn te boren. Daarom is het boorijzer soms op een zeer lange stang gesmeed zodat geen verlengstuk nodig is. De kruk is gewoonlijk van hout maar een kruisvormige kruk, gedeeltelijk van metaal, wordt soms aangewend (2). Twee verschillende soorten van boorijzers zijn voor het uithollen van een pompbuis nodig. Een neuslepelboor of een schroefboor (3) om een gat met kleine middellijn door het stuk te boren (4), en een stel...
Ponstang voor papierbundels (v.)
Deze ponstang dient om langwerpige gaatjes in een stapel papieren te ponsen om er een papierklem in te kunnen steken om ze vast te houden in een bundel. De stapel papier wordt tussen beide kaken met een holte geplaatst, waarna de platte pin aan de derde kaak door beide holtes wordt gedrukt. De papierklemmen hadden doorgaans een ronde kop met twee platte wigvormige pinnetjes. [MOT]
Pook (kachel) (m.)
De kachelpook is een ijzeren ronde of platte staaf (ca. 40-100 cm) met een puntig - al dan niet omgebogen - uiteinde, die gebruikt wordt om het vuur in een open haard, in een kachel, een verwarmingsketel of een oven aan te wakkeren. Meestal eindigt de pook in een haak of een ring waarmee men hem kan ophangen. Voor de openhaard of de ketel bestaan er stellen met een pook, een rakelijzer, een vuurschop (stoker) en een sinteltang of een vuurtang.  De kachelpook is te onderscheiden van de kachelhaak. [MOT]
Poolklemspreider (m.)
Voordat men de klemmen op de polen van bijvoorbeeld een autobatterij weer aanbrengt, is het gewenst om ze eerst met de poolklemspreider te reinigen, d.i. het vastgezette accuzuur verwijderen, en ze bovendien iets te verwijden zodat men zeker is dat ze voldoende ver over de accupool grijpen. De poolklemspreider is een tang waarvan de conische halve cilindervormige bekken (ca. 4-8 cm), met gekartelde buitenomtrek, haaks op de armen staan. Tussen laatstgenoemde bevindt zich soms een veer. Bij het dichtdrukken van de armen vormt zich een V-vormige opening tussen de twee bekken.  Zie ook de accupoolreiniger. Om de poolklemmen te verwijderen, gebruikt men een poolklemtang. [MOT]
Poolklemtang (v.)
Wanneer men de bouten van de accupolen van een batterij (bv. een autobatterij) losschroeft, kunnen de poolklemmen nog aan de accupolen vastzitten door vuil en lekkend accuzuur. De poolklemtang heeft een gaffelvormig uiteinde om stevig rond de poolklem te grijpen. Met de hefboom kan men de klem vlot verwijderen. (1) Om de poolklemmen te reinigen en terug aan te brengen op de accupolen, hanteert men een poolklemspreider. De poolklemtang is te onderscheiden van de klepveertang. [MOT] (1) C. BUITER, Gereedschapskennis voor de opleiding van leerling- en hulpmonteurs, Rotterdam, 1951, 126-128.
Pootboor (v.)
In tegenstelling tot het poothout wordt met de pootboor een gat in de grond gemaakt door deze te verwijderen. Het gat is steeds even groot en diep. Ideaal voor het (ver)planten van (grotere) bolgewassen en planten waarbij de wortels niet ontbloot mogen worden. De pootboor is ofwel een holle, al dan niet gesloten (1), metalen cilinder van verschillende diameter (ca. 4-18 cm) - soms boven iets wijder dan onder - met bovenaan een ijzeren, houten of plastic handvat, waartussen zich al dan niet een steel (ca. 20-40 cm) bevindt. Bij sommige modellen bestaat de cilinder uit twee helften die langs beide zijden door scharnieren met elkaar zijn verbonden. Langs één zijde heb je de mogelijkheid om een stalen pen uit de scharnier te verwijderen zodat de cilinder opendraait (2). Bij andere modellen, waar de snede door tandjes kan vervangen zijn, bestaat de cilinder uit twee helften die van elkaar verwijderd kunnen worden (3)(zie ook planttang). Aan de buitenzijde van de cilinder kan een maatverdeling...
Poothout, pootijzer (o.)
Handwerktuig bestaande uit een houten of ijzeren steel (ca. 25-70 cm) eindigend in één (1) of meerdere kegel- of wigvormige punt(en) (diam. ca. 4 cm) (2). De punt kan zowel van hout, met ijzer bekleed of volledig uit ijzer zijn. Het L-vormig, D-vormig, T-vormig of knopvormig handvat (3) kan uit hout, plastic of ijzer zijn. (4) Sommige (kleine) modellen zijn volledig uit aluminium vervaardigd en kunnen gecombineerd zijn met een plantschopje (5). De grotere poothouten zijn soms voorzien van een voetsteun (bv. V 2009.0421) (6). Een model (bv. V 2023.0003) met brede (8 cm) afgeplatte ijzeren punt dient om aardbeien te poten en tegelijk het beschermdoek ter plaatse te doorboren. Een bijzonder model, waarvoor we de benaming plantplankje voorstellen, bestaat uit een houten plank waar, langs de ene zijde, een reeks houten pennen op gelijke afstand in bevestigd is, en die aan de andere zijde, voorzien is van een rechte houten steel (7). Het poothout wordt gebruikt om plant- of pootgaten met gelijke...
Potlood (o.)
Het potlood is een algemeen bekend voorwerp maar de houtbewerkers gebruiken doorgaans een plat potlood en geen rond (1), dat niet wegrolt. Om het gemakkelijker in de spaanders weer te vinden is het meestal rood geschilderd. Zie ook zakmes. [MOT] (1) Volgens LEBEER: 165 is het potlood plat voor de stoelenmaker en rond voor de schrijnwerker.