werktuig
Zethaak (hout) (m.)
De zethaak (1) dient om stammen en balken te wentelen, ook soms om ze te
trekken (vgl. kanthaak (voor stam), palter). Het is een puntig, enigszins
gebogen ijzer van ca. 25-30 cm, met een oog aan het uiteinde, waarin een
rechte of gebogen steel van 1,10-1,40 m steekt (gewicht: 2,5-5 kg). Het
ijzer wordt op de grond gelegd, onder de stam. De gebruiker trekt op de
steel, die nagenoeg verticaal staat. De punt steekt dan in het hout en de
stam rolt. Wanneer een stuk getrokken wordt, slaat de gebruiker zijn
werktuig in het hout, zoals hij het ook soms met zijn bijl doet, om een
houvast te hebben. [MOT] (1) De benamingen van de kanthaak, de palter en de
zethaak worden met elkaar verward. Dat zethaak iets anders aanduidt dan
kanthaak, kan afgeleid worden uit de opsomming in VAN YK: 27: 12 sethaken,
10 kanthaken". Zelfs met de duivelsklauw, d.i. één of twee aan een touw
gebonden haken, om een stam of een balk te slepen, is er soms verwarring
(bv. VAN LENNEP: 18: "balkhaak, houvast, duivelsklauw,...