ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 1,151 - 1,200 1,399 resultaten gevonden
Straatstamper (m.)
Om de straatstenen vast te stampen, gebruikt de stratenmaker een stamper. Zo'n werktuig kan van hout zijn. Het is dan een cilindrisch of licht kegelvormig stuk hout (hoogte ca 75-100 cm) onderaan beslagen op een paar centimeter van de rand. Een stok steekt door het blok en vormt handvatten; deze kunnen ook uit twee houten bogen bestaan (1). De straatstamper kan ook van metaal zijn met ongeveer dezelfde vorm als de houten (soms met een vierkantige doorsnee). Hij kan tenslotte ook uit een ijzeren blok bestaan waarin een rechte steel steekt. Men raadt een gewicht van 20-22 kg aan (2). Voor natuurstenen worden zowel de houten als de ijzeren straatstamper gebruikt, voor klinkers of tegels, de houten. Voor stampasfalt worden de ijzeren stampers verwarmd (3). Te onderscheiden van het plaveiblok, de grondstamper en de handhei. [MOT] (1) Bv. DURAND-CLAYE: 380. (2) GELDOF, J.: 189. Dezelfde auteur meldt ook "zware tweemanstampers" die evenwel "niet wel in het gebruik voldoen, omdat het moelijk...
Strekhout (o.)
Wigvormig houten handwerktuig (ca. 10-12 cm lang; ca. 7-10 cm breed) met een bot metalen of hoornen blad, soms met afgeronde hoeken, bevestigd in het smal toelopend uiteinde. De bontwerker gebruikt het strekhout om naden plat te strijken (zie ook robber), het soepel wrijven van gespijkerd materiaal en het oprekken van ingevochte vellen. Het wordt met de rechterhand gehanteerd terwijl men met de linkerhand het vel vasthoudt. [MOT]
Strijker (pannenbakker) (m.)
Cilindrisch stuk beukenhout waarmee door middel van een schuivende zigzag-beweging de pannenbakker het teveel aan klei van het pannenraam verwijdert. Daardoor wordt tegelijkertijd de klei gladgestreken. Daar de strijker fel onderhevig is aan slijtage moet hij regelmatig op de draaibank worden bijgewerkt. [EMABB]
Strijkglas (o.)
Glazen werktuig dat sterk op een kleine loper voor kleurstof of stamper gelijkt, waarmee linnen en o.m. borduurwerk glad gestreken wordt; het werkvlak is bolrond of heeft afgeronde hoeken. Net zoals het strijkhout warm je het strijkglas niet. [MOT]
Strijkijzer (massief) (o.)
Handwerktuig van massief metaal met een dik (ca. 3-10 cm) blad met een L- of U-vormig handvat erop. Het werd op de kachel, in het open vuur of op het gasvuur (1) gezet totdat het op temperatuur was en vervolgens streek men ermee over de gewassen kleren om de kreukels eruit te krijgen. Het handvat kan van metaal of hout en vast of afneembaar zijn. Een afneembaar handvat haalde men voor het opwarmen eraf en plaatste men terug wanneer het strijkijzer op temperatuur was; zo had men steeds een koel handvat in de hand. Sommige strijkijzers hadden voor datzelfde doeleinde een metalen geperforeerd handvat. Wanneer het ijzer in het open vuur opgewarmd werd, werd het uiteraard vuil. Voordat men ermee over het schone wasgoed streek, werd het afgeveegd. Het ijzer kon ook na het opwarmen in een strijkschoen geplaatst worden, d.i. een dun plaatje dat onder de zool van de strijkbout bevestigd kon worden d.m.v. twee verende beugels. Zo kwam de zool niet in aanraking met het wasgoed. Zie ook het strijkijzer...
Strijkijzer (met kolen) (o.)
Naast het massieve strijkijzer en het strijkijzer met strijkbout bestaat er ook een strijkijzer waarin men gloeiende kolen legde om het te verwarmen. De bovenkant kan open opdat de hete kolen erin kunnen; ook zijn er openingen aan de bovenkant - soms in de vorm van een schoorsteen - waarlangs de rook weg kan, en dikwijls ook net boven de zool om zuurstof aan te voeren. De kolen kunnen ook met een blaasbalg, die men in een opening aan de achterkant van het ijzer steekt, tot gloeien gebracht worden. Deze strijkijzers zijn van ijzer, gietijzer, brons, koper of terra cotta. [MOT]
Strijkijzer (met strijkbout) (o.)
Hol strijkijzer waarin een verwarmd element (bout of binnenijzer) kan gestoken worden, dat eerst in de kachel werd gedaan om warm te worden en daarna in het strijkijzer werd overgebracht om zijn warmte over te brengen op de bodem ervan. Achteraan is er een deurtje dat opendraait of -klapt. Daarnaast is er de zogenaamde 'guillotine-sluiting': meestal kan het afsluitklepje d.m.v. een lange pen midden boven omhooggetrokken worden. Er bestaat ook een model dat geen deurtje heeft maar waarvan de onderste helft van de opening achteraan afgesloten is en enkel de bovenste helft open is. Door die opening kon het binnenijzer naar binnen en viel dan vanzelf op de bodem. Wanneer het na het strijken afgekoeld was, hield men het strijkijzer ondersteboven en het binnenijzer gleed eruit. Nog andere modellen hebben een verwijderbaar of een scharnierend bovenblad. Zie ook het massief strijkijzer en het strijkijzer met kolen. [MOT]
Strijkklopper (m.)
De strijkklopper is een spaanvormig plankje (ca. 30-35 cm lang; ca. 10 cm breed) - te onderscheiden van de wasklopper - waarmee de kleermaker op het persgoed sloeg om de vouw te verstevigen en een strijkeffect te bekomen. Eventueel is er een lapje stof omheen gewikkeld. [MOT]
Strijkschaaf (v.)
De grootste van alle schaven (ca. 130-190 cm lang) wordt gebruikt door de kuiper. In tegenstelling tot andere schaven wordt de strijkschaaf 'ondersteboven' gebruikt, dus met de zool aan de bovenzijde en beweegt ze niet. Ze staat op twee of vier poten, zodat ze respectievelijk schuin of horizontaal ligt. Ze wordt gebruikt om de zijkanten van de duigen te schaven. De kuiper duwt de duigen over de schaaf naar de beitel toe. [MOT]
Strobaalsnijder (m.)
Handwerktuig om de gespannen touwbanden waarmee de geperste stro- of hooibaal is gebonden, door te snijden door deze lichtjes aan te raken en het werktuig naar zich toe te trekken. De strobaalsnijder bestaat uit een driehoekvormig mes - vaak een tand van een maaibalk - dat in een houten hecht steekt. Voor hetzelfde doel worden andere, al dan niet vouwbare, messen - onder meer het snoeimes - gebruikt. Zie ook schovenmes. [MOT]
Strodekkersmes (o.)
Het strodekkersmes is een mes met groot blad (ca. 50 cm lang) met afgeronde snede dat lijkt op het vishakmes maar met een steviger blad. Het wordt door de dekker voornamelijk gebruikt om riet of stro op de gewenste maat bij te snijden, bijvoorbeeld om ze aan de rand van het dak mooi effen af te snijden. Hij kan er ook het bindtouw van de rietbossen of het bandstro van de schoven mee doorsnijden, zoals landbouwers dat doen met een schovenmes. [MOT]
Struikhakmes (o.)
Om zwaar onkruid, struiken, bramen, e.d. te verwijderen, kan men gebruik maken van een struikhakmes. Het werktuig gelijkt sterk op het hakmes (hout) met haakvormig blad maar is langer (ca. 50 cm) en smaller (ca. 3 cm). Soms is op de rug van het blad een bijltje gesmeed. Het werkend deel steekt door middel van een angel in een kort (ca. 15 cm) houten hecht, al dan niet voorzien van bol of haak op het uiteinde. [MOT]
Stukadoorspaleerijzer (o.)
Dit fijne gereedschap van de stukadoor is in vele maten en afmetingen te vinden. Het dient voor het zuiveren van verstekken, voor het bijpleisteren en afwerken van pleisterwerk op die plaatsen waar andere gereedschappen te groot voor zijn. Het paleerijzer is van staal met aan beide uiteinden van het hecht een spatelvormig blad in een lichte hoek ten opzichte van de as. De bladen zijn ongeveer 5 cm lang bij 1 tot 3 cm breed. De vorm varieert: rechthoekig of lansvormig. De archeoloog gebruikt dit handwerktuig om, tijdens een opgraving, delicaat werk te verrichten, bijvoorbeeld een skelet vrijmaken. Het paleerijzer van de stukadoor is gemakkelijk te verwarren met bepaalde modellen van het gietersstrijkijzer (1), evenals met het boetseerijzer waarvan het blad korter (ca. 1-5 cm) is. Het is ook te onderscheiden van het krabijzer van de steenhouwer, waarvan de uiteinden vaak getand zijn. [MOT] (1) Men kan voor beide handelingen hetzelfde handwerktuig gebruiken. Exemplaren van het merk Wagner...
Stukadoorstroffel (m.)
De stukadoorstroffel bestaat uit een gesmeed stalen blad dat met een omgebogen angel aan een recht hecht is bevestigd. Meestal zijn blad en angel uit één stuk gesmeed, soms is de angel echter met twee klinknagels aan het blad vastgeklonken. Het blad, van vorm rechthoekig of met afgerond uiteinde, varieert in grootte, van ca. 5 cm bij 10 cm tot ca. 11 cm bij 15 cm. "De stukadoor gebruikt deze troffel voornamelijk om de specie uit de kuip op zijn spaarbord te scheppen en soms van het spaarbord weer op de muur te brengen. Verder om de mortel in de kalkkuip 'om te zetten'." (1) Met de stukadoorstroffel mag men in tegenstelling tot de metselaarstroffel geen stenen afhakken. [MOT] (1) JELLEMA: 88.
Suikerbijltje (v.)
Klein en licht (ca. 300 gr) bijltje waarmee men suiker brak, die vroeger in grote kegelvormige blokken verkocht werd. Het is meestal gecombineerd met een hamertje waarmee de afgebroken stukken suiker fijn geklopt kunnen worden. De houten steel steekt meestal in een dille. Voor kleinere stukken suiker gebruikte men een suikerbreektang. [MOT]
Suikerbreektang (v.)
Vroeger verkocht men de suiker in grote kegelvormige blokken, suikerbroden genoemd. Men brak ze met een suikerbijltje of met een suikerhamertje. Voor kleinere stukken gebruikte men een suikerbreektang. Deze tang onderscheiden we van de suikertang die we gebruiken om een klontje uit de suikerpot te nemen. De kaken van de suikerbreektang eindigen in twee punten of twee ronde licht T-vormige bladen. Sommige modellen waren op een plank bevestigd (1). Men legde vaak een doek op de tang tijdens het werk om te voorkomen dat de stukjes suiker in het rond zouden springen. Er bestaan ook kleine breektangen die bij het koffie-en theeservies horen (zie suikertang met suikerbreektang). Men noemt ze soms suikerschaar. Een ander model (2) heeft de vorm van een tang bestaande uit twee hefbomen van de derde soort, die rond een spil draaien. De dunne kaken eindigen in oren zoals bij een schaar. De kaak heeft langs de binnenzijde een rechte snede. De buitenzijde heeft vaak een grillige vorm, louter ter...
Suikerdeeggieter (m.)
Om vlug een groot aantal pralines te vullen en om suikergoed te gieten in het bakje gevuld met stijfsel (zie chocoladevorm) gebruikt men een suikerdeeggieter. Hij bestaat uit een plaatijzeren recipiënt dat uitmondt in 4 à 7 conische tuiten, en is voorzien van een handvat, eventueel met haakje. [MOT]
Suikerstamper (m.)
Metalen staafje (ca. 15 cm) met aan één uiteinde een ring en aan het andere een plat, cirkelvormig plaatje met nopjes. Daarmee kan men in een glas geuze bier suiker fijn stampen. Er bestaat ook een model waarvan de ring vervangen is door het blad van een lepel. Moderne versies zijn van plastic en kunnen ook dienen om een schijfje citroen in een frisdrank uit te persen (zie ook citroenknijper). [MOT]
Suikerstrooilepel (m.)
Vroeger verkocht men de suiker in grote kegelvormige blokken, suikerbroden genoemd. Men brak deze met een suikerbijltje en suikerbreektang en kon ze fijn kloppen met een suikerhamertje. Schaven, zeven of vijzelen kon ook. De suiker werd verstrooid of op tafel opgediend uit een recipiënt met dit stuk bestek, de suikerstrooilepel. De lepel is meestal van verzilverd of vertind metaal. Het hol blad heeft ronde gaten maar kan ook rijkelijk gedecoreerd zijn met allerlei patronen. Zie ook de absintlepel. [MOT]
Suikertang (v.)
Bij het koffieservies hoort een suikertang, waarmee men een klontje uit de suikerpot neemt. Vaak bestaat ze uit 2 hefbomen van de derde soort verbonden door een veer. De kaken eindigen in tanden of in lepeltjes. Een ander model bestaat uit een staafje waarbij 3 tanden opengaan als men het naar beneden drukt. De suikertang met suikerbreektang maakt het mogelijk een klontje (1) te nemen én te breken. Men noemt ze ook klontjesschaar of suikerschaar. Deze tang verschilt sterk van de grotere suikerbreektang, die gebruikt werd om suikerbroden te breken. [MOT] (1) N.L.I.: s.v. coupe-sucre, meldt dat deze tang ook voor stukjes nougat kan gebruikt worden.
Taartschep (v.)
Troffelvormig keukenwerktuig met een driehoekig blad (ca. 10-12 cm bij 5-7 cm) met afgeronde hoeken, bevestigd aan een omhooggeknikt hecht. Men kan er een stuk taart van de schotel naar een bordje mee transporteren door het blad onder het stuk taart te schuiven. Sommige modellen hebben gekartelde zijden om eerst een stuk taart verder los te snijden. Een uitzonderlijk model heeft een U-vormig toeknijpbaar hecht met aan één uiteinde het taartschepblad met een gleuf in en aan het andere uiteinde een langwerpig plaatje dat heen en weer in de gleuf kan schuiven. Wanneer men het handvat dichtknijpt, schuift het plaatje naar voren en wordt het stuk taart van het blad afgeschoven. [MOT]
Taartvorm (m.)
Cirkelvormige (ca. 10-35 cm doorsnede) blikken, aluminium of porseleinen vorm met schuin oplopende, vaak geribbelde randen, waarin het deeg komt om taarten te bakken. De geribbelde randen zorgen voor een steviger baksel. De blikken of aluminium vormen hebben vaak een losse bodem waardoor de gebakken taart makkelijker eruit te halen is. Andere modellen hebben een vaste bodem en een langwerpig plaatje dat in het midden van de bodem vastzit en over de rand geschoven kan worden. Op deze wijze kan de taart van de bodem losgesneden worden. [MOT]
Tabaksmesje (o.)
Nieuwe fiche in opbouw
Tafelmes (o.)
Het tafelbestek bestaat in West-Europa traditioneel uit een drietal essentiële onderdelen, nl. het tafelmes, de eetvork en -lepel. Het blad van het tafelmes is tegenwoordig vervaardigd uit roestvrij staal. Vroeger bestond het uit ijzer dat op de messenplank blank geschuurd werd. Het hecht is van hard hout (ebben- of palissanderhout), ivoor, hoorn, plastic of metaal. In dit laatste geval bestaan lemmet en hecht vaak uit één geheel. Tafelmessen met breed (ca. 2,5 cm) en afgerond lemmet zonder zaagtandjes zijn eerder voor het smeren (bij het ontbijt) bedoeld, de tafelmessen met zaagtandjes en smaller uiteinde worden meer voor het snijden gebruikt (bij ontbijt, middag- en avondmaal). [MOT]
Takkenbosknijper (m.)
Een takkenbos is gevormd door takken samengebonden door middel van een wiepband, d.i. een tenen band, of een ijzerdraad. Om hem te kunnen binden moeten de takken samengeperst worden. Dat gebeurt in een bindpaard, in een takkenbospers of met behulp van de takkenbosknijper. De takkenbosknijper bestaat uit twee 80-150 cm lange rechte stokken, verbonden door een touw, soms een staaldraad of een ketting. Het touw is iets langer dan de omtrek van de te binden takkenbossen. Wanneer een ketting gebruikt wordt, maakt een haakje het soms mogelijk haar lengte aan te passen aan de doorsnee van de bos. Het touw kan op het einde van de stokken vast zijn of op ca 2/3 van de lengte; in het eerste geval vormen de stokken dan hefbomen van de eerste soort, in het tweede, van de tweede soort. De takken worden op de grond, op kruiselings in de grond gestoken stokken, op vorken of op een stelling gelegd. Wanneer genoeg hout samengebracht is, worden - het touw er op of onder gelegd - de stokken, aan weerszijden...
Takkenbospers (m.)
Een takkenbos is gevormd door takken, samen gebonden door middel van een wiepband, d.i. een tenen band, of een ijzerdraad. Om hem te kunnen binden, moeten de takken samengeperst worden. Dat gebeurt in een bindpaard, met behulp van de takkenbosknijper of in een takkenbospers. Zo'n pers bestaat uit een tweeledig, U-vormig ijzeren raam waartussen een gebogen stang met een lange steel, al dan niet met houten handvat (ca. 55 cm), op en neer kan bewegen. Het geheel is bevestigd op een stevig houten onderstel. Soms is het toestel voorzien van een haspeltje voor de ijzerdraad. Men plaatst de takken in het U-vormig raam en duwt de hefboom, die verstelbaar is naargelang de grootte van de takkenbos, naar beneden. [MOT]
Takkenbosvork (v.)
Met een takkenbosvork laadt de griendwerker takkenbossen of een wiep. Dat laatste gebeurt met meerdere werkers tegelijk. Zij bestaat uit een korttandige gaffel met dille en een houten steel (ca. 90 cm). De bakker gebruikt de takkenbosvork om de takkenbossen in de oven te plaatsen en vooral om het hout in de oven te spreiden. Dit model heeft een langere steel (ca. 1-2 m) die in een lange dille steekt (zo’n drie maal langer dan het werkend deel). De lange dille verhindert het verbranden van de steel. Zie ook rakelijzer. [MOT]
Tamponneerkwast (m.)
De tamponneerkwast wordt gehanteerd bij decoratieve technieken en het mat schilderen van grote effen vlakken, Door de kwast gelijkmatig en loodrecht met de muur op de nog natte verflaag in te kloppen, krijgt de muur een gelijkmatig dof uitzicht en worden strepen van verfkwasten weggewerkt (1). Met slaande bewegingen kan men ook een stippeleffect aanbrengen in een natte verflaag, bv. in de dieper liggende panelen van binnendeuren (2). Het is een borstel met lang, bleek en stug varkenshaar, dat met koperdraad door de openingen van de voetplaat wordt getrokken (3). De gebogen houten steel staat niet in het verlengde van de haren maar dwars op het rechthoekige blok. Er bestaan modellen met open of gesloten beugelvormig handvat en ook een tamponneerroller, die sterk gelijkt op andere verfrollers (4). De tamponneerkwast is niet te verwarren met sommige behangersborstels en blokkwasten. [MOT] (1) VAN DER KLOES & VAN DER BEEK 1908/2: Handleiding van den verver en glazenmaker: 60, 113. ZWIERS...
Tandbeitel (m.)
De tandbeitel is een beitel (ca. 14-30 cm) met een verbreed, afgeplat en getand uiteinde en die volledig van metaal is of een houten hecht (1) heeft. Het aantal tanden ligt tussen 2 en 20 en ze kunnen rechthoekig, trapezoïdaal of driehoekig van vorm zijn - afhankelijk van de hardheid van de te bewerken steen - en in een rechte of een gebogen lijn staan. Naast de vaste tandbeitel bestaat er ook een tandbeitel met inzetstuk (2). Na het voorbewerken van de steen met de puntbeitel gebruikt de steenhouwer de tandbeitel in combinatie met de houten steenhouwersklopper of de metalen steenhouwersklopper om te nivelleren. [MOT] (1) Tandbeitels met houten hecht (en stompe tanden) worden meestal gebruikt voor zachte steensoorten. (2) Bijv. JANSE: 125.
Tandenborstel (m.)
Door tandpasta op de borstelharen van een tandenbostel aan te brengen en er 2 à 3 maal per dag je tanden en kiezen mee te poetsen, verwijder je voedselresten en tandplak. Zo bestrijd je tandcariës, tandvleesaandoeningen en een slechte adem (halitose). Een voorloper van de tandenborstel is de 'miswak', een soort kwastje uit de wortel van de arakboom (salvadora persica). Al in het Oude Egypte gebruikte men dit om de tanden schoon te maken, en het was lange tijd de enige vorm van mondhygiëne. Toch wordt de miswak nu nog veel gebruikt in grote delen van Azië en Afrika en in een deel van de Verenigde Staten. De tandenborstel heeft meestal een klein rechthoekig borstellichaam (ca. 2 - 2,5 cm x 1 - 1,5 cm) met korte dicht op elkaar staande borstelharen van niet meer dan 1 cm lang en heeft een hecht van ca. 15 – 17 cm in het verlengde ervan. De borstelharen kunnen van varkens- paarden- of dassenhaar zijn (1) en vanaf eind jaren dertig ook uit nylonvezels. De steel kan bestaan uit been, ivoor,...
Tandenbreker (m.)
Wanneer de tanden van een paard geïnfecteerd raakten, gebruikte de dierenarts of hoefsmid soms een tandenbreker (1) om het uitstekend deel van de tand in de mond te breken. Het gaat om een metalen staaf van 70 à 100 cm lang met een, meestal uitschuifbaar, recht of T-vormig handvat. Aan het uiteinde is er een metalen plaatje met twee vierkante gaten, soms met smalle mesjes tussen beide (2). Dit werkend deel wordt horizontaal rond en tegen de kies geplaatst. Met een enkele stevige klap op het hecht breekt het werkend deel de kies. Er bestaan ook beitelvormige modellen (3). Nadien werd de tand bijgewerkt met een kiezenrasp. [MOT] (1) Eigen Nederlandse benaming onbekend. Vertaling van het Franse casse-dents. (2) BOUCARD 2006: sv casse-dents, piston, rabot odontriteur. (3) Handelscatalogus John Reynders & Co., Veterinary instruments, 1883: 23-24.
Tandentang (v.)
De tandarts beschikt over een stel - een minimum van tien - tangen om de tanden uit te trekken. De richting van de bek, zijn openingswijdte en de vorm van de kaken zijn telkens aangepast aan bepaalde tanden. Er bestaan tangen voor de bovenste en voor de onderste tanden, voor de linker- en voor de rechtertanden, voor de snij- en de hoektanden, voor de maaltanden en voor de wijsheidstanden. [MOT]
Tandschaaf (v.)
De tandschaaf dient om twee vlakken die samengelijmd moeten worden, ruwer te maken opdat de lijm zou houden; ook om zeer harde houtsoorten te bewerken (1). Het is een kleine blokschaaf waarvan de nagenoeg verticale beitel over de helft van zijn lengte, aan de bovenzijde, kleine evenwijdige groefjes vertoont zodat de snede getand is (2). Zie ook steilblokschaaf. [MOT] (1) FELIBIEN: 187. (2) BERGHUIS b: 56 onderscheidt een grove van een fijne tandschaaf.
Tang voor bijenramen (v.)
Voor het verzamelen van de honing of het controleren van de bijenkasten kunnen (1) de ramen, nadat ze met de bijenraamheffer lichtjes zijn losgewrikt, met een tang voor bijenramen uit de kast worden genomen. Een tang voor bijenramen waarbij de ramen langs de bovenzijde uit de kast worden genomen is een U-vormig werktuig uit twee scharnierende gelijke delen. De uiteinden zijn afgeplat en lichtjes omgebogen of vormen een haak. Het werktuig is meestal voorzien van een veer en is soms gecombineerd met een bijenraamheffer. Een tang voor bijenramen voor kasten met achterbehandeling, d.i. waarbij de raten via de achterzijde worden uitgenomen, en met warme bouw (2) bestaat uit twee hefbomen van de eerste soort (totale lengte = 26 cm), die rond een op ca. een derde van hun lengte geplaatste spil draaien. De platte bek staat haaks op de armen die voorzien zijn van een bladveer. MUSSCHE: 20 vermeldt een gecombineerd werktuig in gepolierd staal met hefboom. Het dient om de ramen los te maken en uit...
Tang voor handtas-armaturen (v.)
Om de randen van het leder te beschermen en om de bevestiging van handvatten en sluitstukken mogelijk te maken, worden handtassen soms voorzien van een armatuur. Er bestaan verschillende tangen om dit armatuur aan te brengen. Zij hebben allemaal een haakvormige bovenkaak die recht naar beneden geplooid is en met het uiteinde op de rechte benedenkaak terechtkomt. De haakvormige bovenkaak heeft steeds een andere vorm afhankelijk van het doeleinde. Zo kan deze wigvormig zijn om de U-vormige groef van het armatuur te openen zodat het leder erin kan geplaatst worden. Dat gebeurt met een tang met een dunne bovenkaak; het leder wordt over de kaak geplaatst, het armatuur wordt tussen de kaken gevat en het leder wordt in het armatuur geduwd. Het armatuur wordt dichtgeknepen met een tang met een dikkere, in doorsnede rechthoekige haakvormige bovenkaak. [MOT]
Tang voor schapenstaart (v.)
Tang voor het afbinden van de staarten en van de testikels van lammeren. De bek van deze tang bestaat uit vier pinnen. Daarmee kan de veeboer een elastiek openspannen en die rond de staart of rond de balzak van het lam plaatsen om hem af te binden. Het gedeelte na de elastiek sterft uiteindelijk af door een gebrek aan bloedcirculatie. [MOT]
Tang voor smeltveiligheid (v.)
De elektricien gebruikt een tang voor smeltveiligheid om de patronen van smeltveiligheden te installeren en te verwijderen. Afhankelijk van het type patroon - bv. cilindrisch patroon, glazen zekering CEHESS, enz. – en dus ook van het aantal volt wordt een ander model van tang gebruikt. Het werktuig bestaat uit een plastic, vroeger bakeliet, tang (ca. 20 cm) met afgeronde bekken. Soms is er een mof in rubber bijgeleverd voor het hanteren van glazen zekeringen. Voor de patronen van zware smeltveiligheden (tot 12000 V) die vroeger gebruikt werden in kleine verwerkingsbedrijven (van bv. verlichtingsarmaturen) werd een lange (ca. 115 cm) (1) houten tang met porseleinen isolatoren op de armen gebruikt. De tang kan al dan niet voorzien zijn van een aarding in de vorm van een kabel. Zie ook sleutel voor DIAZED-smeltveiligheid. [MOT] (1) E & E: 353; vermeldt dat deze tang in 2 maten bestaat en toont ook een ander model.
Tangpraam (v.)
De tangpraam is een metalen of houten tang bestaande uit twee hefbomen van de tweede soort (zie glossarium), die door middel van een scharnier, een ring of een touw met elkaar verbonden zijn. De twee armen zijn recht of gebogen. In het eerste geval zorgt de verbinding ervoor dat er ruimte overblijft wanneer het werktuig dichtgeknepen wordt; zo wordt de lip niet geplet. De dubbele boog in het tweede geval heeft dezelfde bedoeling. Een heugel op een van de armen en een ring op de andere maken het mogelijk het werktuig in een bepaalde stand te houden; een touw dat aan een arm vast is, vervult dezelfde rol. De tangpraam knijpt de zeer gevoelige bovenlip (1) van een paard tijdens een behandeling om de aandacht van het dier af te leiden én om een kalmerende en verdovende werking teweeg te brengen bij verontrustende (bv. oogverzorging) of pijnlijke ingrepen (vgl. praam) (2). [MOT] (1) Volgens ''Antique medical instruments'': 226 zou de tong gevat worden, maar er schijnen geen andere sporen te...
Tapijtsnijder (hand) (m.)
Voor het op maat snijden van geweven, getufte en geperste tapijten met een rug van schuim of jute, kan men een tapijtsnijder gebruiken. Hij bestaat uit een halfmaanvormige of een parallellogramachtig werktuig met handvat dat onderaan voorzien is van een zool die tussen het tapijt en de vloer glijdt. Het voorste gedeelte van het werktuig glijdt langsheen een liniaal. Daar waar het werktuig voorzien is van een uitsparing bevindt zich een vervangbaar mesje dat zowel een scheermesje als een wegwerpmesje kan zijn. Eerstgenoemde vormt een hoek van ca. 45° met de geleider, laatstgenoemde een hoek van ca. 135°. Sommige modellen zijn voorzien van een veer die het tapijt tegen de zool duwt. [MOT]
Tapijtspanner (m.)
De tapijtspanner is een handwerktuig om vaste tapijten te leggen. Na aan één zijde te zijn vastgespijkerd, wordt het tapijt uitgerekt met deze spanner. De methode is vergelijkbaar aan de singelspanner. (1) Nieuwe fiche in opbouw. (1) JELLEMA: 145-146.
Tapmes (o.)
Rubber wordt gewonnen uit het melksap (latex) van de hevea's. De winning gebeurt door de levende boom te tappen met het tapmes. De latexvaten worden dwars doorgesneden. Daarom wordt de tapsnede in een helling van ongeveer 30° met het horizontale vlak gemaakt waardoor de latex langs de snede afvloeit. Onder de snede bevestigt men een metalen gootje, waardoor de latex in het opvangbakje terechtkomt (1). Het tapmes heeft een metalen gebogen lemmet met aan het uiteinde een U-vormige gebogen lip en een recht houten hecht van ca. 10 cm. Bij het tappen wordt met deze scherpe lip een baststrookje van ca. 1,5 cm dikte weggesneden. Het tapmes lijkt op de boomrits waarmee een te vellen boom wordt gemerkt en op de klompenmakersrits waarmee de klompenmaker versieringen aanbrengt op klompen. [MOT] (1) Zie bv. VAN DEN ABEELE & VANDENPUT: 374.
Teelklompje (o.)
Ter bescherming van de hand gebruikt de griendwerker een teelklompje bij het planten van stekhout. Elke twijg wordt in de grond gestoken dankzij het gewicht van de arbeider. Hij neemt het klompje in de palm van zijn hand, legt het over het uiteinde van de stek en duwt het in de grond. Meestal is het teelklompje de neus van een kinderklomp. Het kan ook het uiteinde van een koehoorn zijn. [MOT]
Teenmes (o.)
Het teenmes (1) is een klompenmakerswerktuig om de punt en eventueel de randen van de hiel binnenin glad te snijden. Het is een kort (4-6 cm) tweesnijdend blad, aan een uiteinde enigszins gebogen, in een rechte staaf eindigend. Door een angel of een dille is het met een rechte (2) houten steel verbonden. Het geheel is 50-70 cm lang. De steel wordt met beide handen gevat en het uiteinde ervan rust soms op de schouder van de vakman. [MOT] (1) De Franse benaming "rouanne de sabotier" duidt soms het teenmes aan (Encyclopédie: Oenomie rustique. Manière de faire les sabots 12), soms het zoolmes. Blijkens de afbeelding van de N.L.I. zou het ook een rits (?) (zie klompenmakersrits) kunnen zijn. (2) Franse auteurs halen soms een T-steel aan (zie DELMAS: 11: rouanne emmanchée en barre de T, en NAUTON: 3. afb.40.)
Teenschaafje (o.)
Het teenschaafje (1) dient om een teen aan een zijde effen te maken of om haar over de hele lengte dezelfde dikte te geven. Het werktuig bestaat uit één of twee scherpe blaadjes geklemd in drie op elkaar haaks staande plankjes van ca. 5 cm. Het houten gedeelte kan ook uit één stuk gesneden zijn. Vaak is de zool, d.i. de binnenzijde van de U-vorm, beslagen met een ijzeren plaat. Het blaadje staat niet haaks maar schuin tegenover de zool. De afstand tussen snede en zool kan overal dezelfde zijn maar dikwijls is hij aan een zijde groter. Zo kunnen tenen van verschillende dikte worden bewerkt. Wanneer er twee blaadjes zijn, staat het tweede dichter bij de zool dan het eerste. Dat laatste snijdt een laag af, het tweede een andere, om te vermijden dat het werktuig de teen zou splijten in plaats van ze te snijden (2). Eén hand vat het werktuig, de andere de teen die tussen de zool en het blad wordt geduwd en dan verder wordt getrokken. Het teenschaafje wordt dus niet zoals een gewone schaaf...
Tegelsnijder (m.)
Met de tegelsnijder snijdt de tegelzetter de glazuurlaag van tegels in. Eerst zet hij een rechte lijn uit daar waar hij de tegel wil afbreken; vervolgens snijdt hij met de tegelsnijder langs een liniaal de glazuurlaag in om tenslotte de tegel met een tegeltang op deze plaats af te breken. De tegelsnijder bestaat uit een vierkante stalen schacht met een hardmetalen snijvlak waarmee de glazuurlaag ingekrast kan worden en die gelijkenis vertoont met de zinksnijder. De punt kan ook vervangen worden door een klein hardmetalen wieltje, dat haaks in de houten of kunststoffen hecht steekt. Om mooi evenwijdig met de tegelrand te kunnen snijden zijn er modellen die bestaan uit twee hefbomen van de derde soort verbonden door een veer. Een arm is voorzien van een snijwieltje, maatindeling en een verplaatsbare geleider waartegen de rand van de tegel wordt gelegd. De andere arm, met rubberen rolletje op het uiteinde, wordt met een stelschroef tot tegen de tegel geduwd. Door de tegel tussen het snijwieltje...
Tegeltang (v.)
De tegelzetter breekt tegels op maat met een tegeltang. Eerst zet men een rechte lijn uit waar men de tegel wil afbreken en vervolgens snijdt men de glazuurlaag in met een tegelsnijder. Tenslotte vat men de tegel met de tang op de lijn en knijpt de tang dicht. De tegel breekt precies op die plaats af. De kaken zijn aangepast aan het doel: de onderste kaak is smal en oefent een grote druk uit op één plaats om de tegel te breken. De bovenste kaak is breed en gevleugeld en houdt de tegel tegen. De vleugels staan licht gebogen zodat de druk nog verhoogd wordt. Op de onderste kaak zit ook een wieltje om telkens iets verder te rollen bij het breken van de tegel. Zie ook dakpantang en marmertang. [MOT]
Tegelvorm (m.)
Houten raam (wilgen, beuken, soms eiken), waarin de klei omgevormd wordt tot een tegel (of een platte pan). Het bestaat uit vier houten plankjes, samengehouden door pen-en-gatverbindingen. De twee lange plankjes zijn naar buiten toe verlengd, aan één zijde vrij kort en aan de andere langer om als handvatten te dienen. Ook hier (zie steenvorm) duidt een inkeping de onderkant aan. De afmetingen van de tegelvorm houden rekening met de krimp van de klei tijdens het drogen. Het gebruik van de tegelvorm is de eerste stap in het vormingsproces van de tegel. Na een gedeeltelijke droging, waardoor de kleitegel voldoende gekrompen zal zijn, zal men hem op het juiste formaat snijden (zie snijvorm (tegelbakker). [EMABB]
Tengelhamer (m.)
De tengelhamer is een hamer van ca. 800-1200 gr, gebruikt door timmerlieden (1), die op de klauwhamer (timmerman) lijkt maar waarvan de klauw bijna recht is. Ook is één van de punten langer dan de andere. De ambachtsman kan aldus zijn werktuig in een balk slaan om een steunpunt te hebben wanneer hij op het timmerwerk of de stelling klimt (2) en ook om te vermijden dat de hamer zou vallen (3). [MOT] (1) Volgens SALAMAN: 220 zou ook de kistenmaker dat werktuig gebruiken. Met de punt zou hij gaten slaan in de metalen banden. (2) Te vergelijken met sommige enterbijlen en brandweerbijlen (zie brandweerbijl). Hier dienen de punten echter ook tot het openbreken. (3) Volgens EMY: 1.76 en SALAMAN: 220 dient de punt ook om een spijkergat te slaan.
Theetangetje (o.)
Met een theetangetje laat men losse thee in het kopje of de theepot trekken. Men belet zo dat de theeblaadjes in het water gaan ronddrijven.  De kaken bestaan uit twee gazen zakjes of twee zeefjes uit inox, die men opent door de armen van de tang dicht te knijpen. Men kan zo makkelijk het theetangetje vullen of ledigen. De tang sluit zich automatisch wanneer men geen druk meer uitoefent op de armen of ze wordt toegehouden door middel van een ring. Indien de armen te kort zijn wordt er een kettinkje met haakje voorzien om over de rand van het kopje of de theepot te hangen. Zie ook theeëi. [MOT]
Theezeefje (o.)
Bij het schenken van losse thee uit een theepot in het kopje gebruikt men een theezeefje om de theeblaadjes op te vangen. Het theezeefje kan bestaan uit verschillende materialen (zilver, porselein, inox, roestvrij staal, gedraaide metaaldraad, bamboe (1) of plastic) en in verschillende vormen voorkomen. Eén model bestaat uit een licht geperforeerd potje met beweegbare beugel om aan de hals van de theepot te hangen. De beugel kan een 'pincetje' uit ijzerdraad bevatten dat in het uiteinde van de hals van de theepot kan worden gestoken. Zo komt het theezeefje steeds boven het kopje te hangen tijdens het inschenken van de thee. Andere modellen bestaan uit een rond geperforeerd of geweven zeefje met steeltje of twee horizontale oortjes. Deze zeefjes worden lichtjes boven het kopje gehouden tijdens het schenken van de thee. Sommige (tafel)modellen hebben een opvangbakje waar het zeefje in past wanneer het niet wordt gebruikt. Andere komvormige zeefjes zijn draaibaar opgehangen aan een standaard...