De stokschaar is een grote (ca. 60-100 cm) schaar waarvan één uiteinde haaks is omgebogen zodat het in de bankschroef kan worden geklemd of in een gat in de baan van het aambeeld kan worden geplaatst. Hierdoor kan men meer kracht op de andere lange arm uitoefenen. Deze laatste is meestal voorzien van een stootnok door het uiteinde om te buigen. Soms loopt de arm door en steekt met behulp van een angel in een houten handvat.
Het werktuig bestaat meestal uit 2 hefbomen van de eerste soort die rond een spil draaien maar kan ook uit 2 hefbomen van de tweede soort bestaan (1); deze wordt veelal door de smid gebruikt. Hij bedient zich ook van modellen met een dubbele hefboomoverbrenging om extra veel kracht te kunnen ontwikkelen (2).
De metaalbewerker knipt er metaalplaat mee die te dik (ca. 1,5-2 mm) is voor de plaatschaar.
De muntslager gebruikt de stokschaar om uit de op dikte gehamerde plaat min of meer ronde muntplaatjes te knippen (3). Nadien worden ze op het juiste gewicht gevijld en tussen twee stempels gemunt. Later wordt deze schaar gebruikt om de plaat in banden te knippen waarvan muntplaatjes worden gemaakt door middel van een ponsmachine.
De borstelmaker gebruikt de stokschaar - ook borstelschaar genoemd - om de borstelharen bij te knippen. Hier zijn de bladen meestal langer (ca. 20-35 cm). Het beweegbaar blad is soms voorzien van twee gaten (4) om een houten geleider, met verschillende lengtes, vast te maken zodat de verschillende rijen borstelharen op dezelfde hoogte kunnen worden afgeknipt. [MOT]
(1) Bv. Tech-term: 32.
(2) Bv. Tech-term: 32.
(3) JACOBI: 151 en afbeelding 1: 176.
(4) Bv. SALAMAN 1975: 103.
MOT V 2022.0109