De stokbeitel wordt gebruikt voor het koud of warm doorhakken van staven of ijzeren banden en tot het besnoeien van werkstukken.
De smid plaatst de pen van de stokbeitel op het werkstuk en slaat met de voorhamer op de baan van het werkend deel.
De stokbeitel bestaat uit een hardstalen hamerkop met in het vlak van de steel een wigvormige pen en een vlakke baan, waarin een steel (ca. 40 cm) steekt.
Een zeldzaam model heeft een ijzeren steel waarbij zich tussen het werkend deel en de steel een veer bevindt (1). Deze vangt de kracht van de slag op als er niet loodrecht op de beitel wordt geklopt.
De pen heeft een dubbele vouw van 30° om het ijzer warm door te hakken of van 60° om het koud te bewerken.
Te onderscheiden van de stokwig.
Zie ook schrooi en koubeitel. [MOT]
(1) Bv. VAN DONGEN: 80.