Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,811 - 4,820 15,477 resultaten gevonden
Notenkraker (m.)
Handwerktuig waarmee men noten open kan breken. Vaak is het een tang met openingen van verschillende grootte zodat ze bijvoorbeeld walnoten én hazelnoten kan kraken. Soms zitten beide openingen voor de draaispil, soms zit één opening erachter en soms kan men de tang zelfs omdraaien. De ene opening zit dan aan de binnenkant en de andere zit aan de buitenkant. Soms bevindt er zich onder de spil één grote opening die, door middel van een verbindingsstuk, schuin toeloopt. De veer onderaan zorgt ervoor dat de notenkraker automatisch opent. De kaken zijn hol of getand om de noot beter vast te klemmen. De notenkraker kan ook bestaan uit een cilindrisch, houten recipiënt waar langs één zijde een grote houten schroef naar binnen gedraaid kan worden, die de noot openbreekt (1). Men kan ook noten kraken met een keukenbreektang. [MOT] (1) In Nouveau Larousse Illustré: s.v. dégoudronnoir staat een afbeelding die verdacht veel op een notenkraker gelijkt.
Neusknijper (m.)
Wanneer een stier niet geringd is, kan de veehouder hem onder controle houden met behulp van een neusknijper. Hij plaatst de tang op het tussenschot in de neus van het dier en drukt de armen dicht. De stier moet het hoofd stil houden om geen pijn te lijden. De kaken van een neusknijper zijn breed en rond. Ze eindigen in twee bollen om het tussenschot niet te kwetsen. De tang kan bestaan uit twee hefbomen van de eerste soort (bv. MOT V 91.0677 – zie ook glossarium) waarbij de armen meestal eindigen in een oog, zodat de veehouder er een touw of een leidstok kan aan bevestigen. De neusknijper kan ook bestaan uit twee hefbomen van de derde soort (zie glossarium) waarbij een ring over de armen schuift om de kaken al dan niet dicht te drukken (bv. MOT V 83.0399). Soms is die ring gecombineerd met een bladveer (bv. MOT V Dv 0011) of vervangen door een springveer (bv. MOT V 96.0283). Bij een ander model wordt de afstand tussen de kaken van de tang geregeld door een stelschroef (bv. MOT V 91.0679)....
Noodhamer (m.)
Een noodhamer is een klein (ca. 15-20 cm), metalen of plastic hamertje waarvan de cilindrische kop aan beide uiteinden een conisch, metalen dopje heeft of een conisch uiteinde combineert met een wigvormig. Je vindt deze hamer in veelvoud in bussen en treinen, tussen de vensters aan de wand geklemd. In geval van nood kan daarmee securit glas ingeslagen worden. Ook voor in de wagen bestaat er zo'n noodhamer. Die zit in een plastic houdertje, dat met uitschuifbare pennen aan de bekleding van de wagen vastgemaakt kan worden. Aan één uiteinde van het werktuig bevindt zich een hamerkop en aan het andere een noodgordelsnijder. Op de houder zit ook nog een fluorescerend dopje, opdat je de hamer makkelijk in het donker zou weten te vinden, met een naaldje waarmee de ruitensproeier schoongemaakt kan worden. Zie ook reddingsmes en brandweerbijl. [MOT]
Nootschaaf (v.)
De nootschaven zijn een stel van twee schaven zonder keerbeitel, waarmee een groef en een messing uitgeschaafd worden die in doorsnede kwartrond zijn. De schaaf die de groef uitschaaft, met name de moer, is vaak op een veerploeg bevestigd maar smalle moeren hebben een vaste geleider. Ze heeft meestal een verstelbare geleider, soms ook een aanslag, die de diepte bepaalt. De buk is de schaaf die de messing maakt (1). Ze heeft een kleine aanslag om de breedte te bepalen en wordt dus niet op een veerploeg bevestigd. Ze heeft geen dieptegeleider. [MOT] (1) Benaming uit VAN KEIRSBILCK 1898: 294. De moer wordt ook wijvetje (Ibid.) en creuseschaaf (DAWYNDT 1971: 134) genoemd en de buk, mannetje (VAN KEIRSBILCK 1898: 294).
Noodhaak (m.)
De noodhaak bestaat uit een ijzeren pen (ca. 15 cm) waarvan het uiteinde breder wordt en voorzien is van een oog (1) (vgl.toogijzer). Het uiteinde kan ook eindigen in een T waarop een ring is bevestigd. Een ander model gelijkt sterk op een ringschroef (2). Het voorwerp behoorde tot de standaard gordeluitrusting van de brandweerman. Indien deze laatste het gebouw langs de gewone weg niet meer kon verlaten, sloeg hij de noodhaak in een (houten) raamkozijn of een andere geschikte plaats om vervolgens via het touw, dat door de ring werd gestoken, langs de buitengevel te dalen. Zie ook brandweerbijl. [MOT] (1) Vb. Catalogus Konrad Rosenbauer: 29. (2) Vb. Catalogus Konrad Rosenbauer: 29.
Oefendolk (m.)
De oefendolk werd door het Belgische leger gebruikt bij de opleiding van militairen tijdens het man-tegen-mangevecht. Aan de binnenkant van het hecht is een behuizing voorzien, waarin een veer is gemonteerd waaraan een metalen blad is bevestigd. Dit blad is langwerpig en rechthoekig met afgeronde zijden, of het gaat om een ronde stang. In beide gevallen eindigt het "lemmet" in een bol van rubber of staal met een diameter van ca. 2,5 cm. Bij druk op de bol schuift het lemmet in het hecht. Bij het loslaten van de druk springt het lemmet weer voorwaarts. Het hecht is uit hout of metaal vervaardigd. De oefendolk is voorzien van een stootplaat. Verwar de oefendolk niet met het bolstrijkijzer (hand) van de strijkster, noch met de bollikker van de schoenmaker. [MOT]
Nageldrijver (m.)
Met de nageldrijver kan men zonder hamer kleine spijkers indrijven. Het bestaat uit een metalen holle schacht met veermechanisme dat in een houten of kunststoffen hecht steekt. De spijker wordt in de holle schacht gestoken. Door met de hand een stevige klap op de kop - die breder en afgerond is - te geven, gaat de spijker in één beweging in het materiaal. [MOT]
Oliesteen (m.)/Watersteen (m.)
Scherp gereedschap kan op een oliesteen of een watersteen geslepen worden. Beide kunnen van natuur- of van kunststeen (1) zijn. De oliesteen is op het eerste zicht niet te onderscheiden van de watersteen. Oliesteen wordt tijdens het gebruik steeds geolied; watersteen wordt gebruikt met water, kunstwatersteen moet zelfs 10-20 minuten onder water gedompeld worden (2) voor men hem gebruikt. Water of olie, beide een smeermiddel, verwijdert de afgesleten deeltjes en bewaart het schurend effect van de steen. Om het breken te voorkomen en om de steen te kunnen bevestigen, ligt hij vaak in een houten houder, al dan niet met deksel (3). Door middel van twee of drie licht uitstekende nageltjes wordt het geheel op de werkbank stevig op zijn plaats gehouden; dit kan soms ook door aan de onderzijde een lederen strip aan beide uiteinden vast te lijmen (4). Soms is de oliesteen/watersteen gecombineerd met een wetleer. De Japanse watersteen wordt vaak in een ceder of vurenhouten houder geplaatst omdat...
Omslagboor (v.)
De omslagboor bestaat uit een metalen of houten booromslag en een boorijzer (zie glossarium). Ze wordt bij het bewerken van hout vaak aangewend om betrekkelijk kleine en ondiepe gaten te boren (1). Voor bijzondere doeleinden worden uitzonderlijk lange booromslagen gebruikt. Het boorijzer wordt op verschillende wijzen in de houder bevestigd. In houten booromslagen werden vaak boorijzers met kuiken gebruikt, d.i. een houten blokje waarin het boorijzer vast steekt (2); een kuiken past doorgaans maar in één bepaalde omslag. De metalen omslagboren hebben al dan niet een palrad zodat het boorijzer eventueel slechts in een richting meedraait. Het uiteinde waarop druk uitgeoefend wordt, is doorgaans een los stuk hout, druif genoemd; het kan ook in een punt eindigen dat past in een gat van een borstplaat die door middel van een riem op de borst van de gebruiker bevestigd is. In plaats van de houten druif zijn er ook ijzeren licht holrond platen en paddenstoelvormige; ze worden hoofdzakelijk door...
Oculeermes (o.)
Oculeren is een vorm van enten die snel uit te voeren is en minder aanleiding geeft tot mislukking dan de andere. Men snijdt de knop met ca. 1,5 à 2 cm bast van een goed ontwikkelde scheut en verwijdert daarna het eventueel meegenomen schilfertje hout. Het is zeer belangrijk dat de schors van de onderstammen goed loskomt bij het maken van de T-vormige snede hetzij op 15 cm boven de grond voor laagstam fruit- en sierbomen, hetzij op 40 cm vanaf de grond bij tussenstammen. Bij struikrozen gebeurt de insnijding op de wortelhals. Het oculeren gebeurt met een vlijmscherp oculeermes. Zijn blad is zo'n 5 cm lang en heeft aan het uiteinde van de rug een uitsteeksel om de bast bij het enten op te lichten. Bij andere modellen eindigt het hecht in een klein metalen, benen, ivoren of houten (1) spatel voor hetzelfde doeleinde. Net zoals het entmes is het lemmet vaak opvouwbaar in het hecht. Speciaal bij de wijnbouw wordt gebruik gemaakt van een ent-oculeersnijder die stevig wordt vastgeschroefd op...