Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 5,221 - 5,230 15,477 resultaten gevonden
Schrijnwerkershamer (m.)
De schrijnwerkershamer is een hamer met stalen kop (ca. 100-600 gr), taps toelopende platte pen en licht bolronde baan om het houtoppervlak niet te beschadigen. De schrijnwerker, maar ook andere houtbewerkers, gebruikt deze hamer hoofdzakelijk om nagels in te drijven. Met de pen worden korte nagels in het hout geslagen tot ze voldoende houvast vinden om ze nadien met de baan van de hamer verder in te slaan. De Japanse schrijnwerker gebruikt een stalen hamer (1) met twee vlakke banen, die in verschillende vormen (cilindrisch, ovaal, achthoekig, enz.) en vijf verschillende formaten (2) bestaat. De kleinste modellen hebben één vlakke en één licht bolronde baan. In tegenstelling tot de Westerse schrijnwerkershamer wordt de Japanse tevens gebruikt om op de beitel te slaan (3). Te onderscheiden van de bankhamer die zwaarder is. [MOT] (1) Japans: hatsukaku gennou en ryoguchi maru hanmaa. (2) De kop van de extra grote modellen weegt tussen 940-1125gr; van de kleinste modellen tussen 100-150gr....
Radeermesje (o.)
Er bestaan verschillende modellen radeermesjes. Ze worden op kantoor gebruikt om potloodlijnen of inktvlekken van het papier af te krabben. Er is een licht (ca. 20 gr), plat mes met lang hecht (ca. 13 cm) en bladvormig lemmet, dat aan beide zijden snijdt. Een tweede model heeft een langwerpig lemmet met een vrij korte, stomp uitlopende punt (ca. 1,5 cm) en slechts één snijdende zijde. Een derde model bestaat uit één geheel met twee snijdende uiteinden. Het ene uiteinde heeft een mesje in een hoek van 45°, het andere uiteinde lijkt op een lancet. Twee rechthoekige, houten dekplaatjes - in het midden van het mes - dienen als handvat. Dan bestaat er nog een heel klein radeermesje (niet langer dan 10 cm) met een klein lemmet van ca. 3 cm lang. Het hecht is zo uitgehold dat men het stevig tussen duim en wijsvinger kan vasthouden. Om te raderen houdt men het mes horizontaal, maar het blad verticaal, en schraapt met kleine bewegingen over het papier. Het scherpe radeermesje wordt ook gebruikt...
Schrobzaag (v.)
De schrobzaag dient tot het zagen van kromme lijnen en vooral tot het uitzagen van een gat in het midden van een plank. Ze gelijkt op de handzaag maar is korter (ca. 20-30 cm) en heeft een veel smaller blad (ca. 1,5-2 cm) dat spits toeloopt en in een open pistoolkolf of een recht hecht bevestigd is. Er bestaan nu kleine schrobzagen met recht metalen hecht waarin het blad glijdt, zodat de vakman dat laatste juist zoveel kan laten uitsteken als nodig is. De schrijnwerker boort een gaatje in de plank en steekt er het uiteinde van de zaag in. Ondanks het gebrek aan stijfheid werkt deze zaag doorgaans bij het duwen.Om dezelfde bewerkingen met één handwerktuig uit te voeren, hanteert men de boorzaag. [MOT]
Schroefhaal (v.)
Bij het koken kan een pot of ketel met behulp van een schroefhaal boven het vuur in de schouw gehangen worden. Zij bestaat uit een dikke (ca. 3-4 cm), ijzeren stang (ca. 35-75 cm lang) met schroefdraad - die eindigt in een brede (ca. 4-5 cm) haak met omkrullende lip - en die doorheen een moer draait. De ketel wordt in de haak gehangen en door zijn hengsel te vatten en rond te draaien, bewegen de schroefhaal én de ketel naar boven of beneden. De moer is ofwel schijfvormig en boven op de arm van een draaiboom, d.i. op een spil draaiende houten kraan die boven het vuur kan bewegen - aangebracht, ofwel cilindervormig en in de draaiboomarm aangebracht. De moer kan ook het ondereinde van een hangende beugel vormen tussen welks armen de schroefhaal op en af kan draaien. De schroefhaal hoort dus steeds samen met de draaiboom en werd gebruikt om de ketel met het voeder voor de beesten aan te hangen. Meestal bevond de stal zich vlak naast de woonruimte en kon men op deze wijze de zware ketel makkelijk...
Schrijnwerkersguts (v.)
De schrijnwerkersguts is een hakguts met één vouw aan de binnenzijde, een angel of een dille en een borst, bestemd voor relatief zwaar werk (zie ook hakbeitel), o.a. voor het maken van afgeronde groeven. In tegenstelling tot de steekguts van de houtsnijder (zie houtsnijdersguts) wordt de schrijnwerkersguts geslagen met een hamer. Zij is aan het uiteinde van het hecht meestal voorzien van een beslagring om splijten te voorkomen. Zie ook klompenmakersguts en timmermansguts. [MOT]
Schuimschraper (m.)
Bij de geuzefabricage nestelen tijdens de afkoeling van het gekookt wort wilde gisten erin door contact met de buitenlucht. Nadien wordt het wort in houten vaten overgeheveld waar het een tot drie jaar verder doorgist (1). Met de schuimschraper, een volledig ijzeren schraper met lange steel (ca. 110 cm), wordt het overlopende schuim van de duigen geschraapt. De schuimschraper is niet te verwarren met het rakelijzer. Zie ook steelschraper. [MOT] (1) Het resultaat van de gisting is de lambiek.
Schrooi (m.)
De schrooi is een zware (ca. 1 kg), brede (ca. 5 cm), ijzeren beitel met stompe vouw en korte pen (ca. 8-10 cm) die in het gat van het aambeeld gestoken wordt, om daarop stukken van dunne ijzeren staven af te hakken. De vorm van de beitel is in doorsnede meestal driehoekig, soms ook kegelvormig. De gloeiende staaf wordt dwars op de schrooi geplaatst en de smid slaat erop met de smeedhamer. Het werkstuk wordt steeds rondgedraaid om vervorming tegen te gaan. De laatste slag mag de snede niet beschadigen. Zie ook stokbeitel. [MOT]
Schrijnwerkershamer (houten) (m.)
Houten, rechthoekige hamer met korte steel, gewoonlijk van beuken- of azijnhout gemaakt. Soms kan het hoofd lichtjes gebogen zijn. De schrijnwerker gebruikt deze hamer voor klopwerk of voor hakwerk met beitels, om pen-en-gat verbindingen te doen sluiten, enz. Zie ook schrijnwerkershamer. [MOT]
Sauslepel (m.)
Om vlees of schotels te bedruipen met saus gebruikt men een sauslepel. Dat is een lepel met een komvormig (ca. 5 cm doorsnede), metalen blad met aan één zijde een uitschenktuitje en een lange (ca. 25-30 cm), eventueel houten steel. De steel ligt in hetzelfde vlak als de schep - in tegenstelling tot de pollepel - wat het scheppen in ondiepe braadpannen vergemakkelijkt. [MOT]
Schroevendraaier (m.)
Een schroevendraaier is een handwerktuig om schroeven aan en los te draaien. Het is in beginsel een plat metalen staaf(je) van 3-20 cm met dubbele stompe vouw of een kruis aan een uiteinde, waarvan de breedte en de dikte overeenkomen met deze van een schroefkop. Dat staafje steekt meestal in een recht houten of plastic hecht van 5-50 cm, soms in een kruk, uitzonderlijk krijgt het het uitzicht van een borstavegaar (1). Het kan ook in een booromslag (zie glossarium) bevestigd worden. Er bestaan allerlei vormen van staafjes en van hechten naargelang van het werk en de eisen van de vakman. Ook bestaan er gespecialiseerde schroevendraaiers voor allerlei machines waaronder naaimachines (bv. MOT V 2007.0491) of als toebehoren bij huisraad, elektronica, een toestel, meubel, speeltuig (bv. MOT 2001.0400), enz. Een schroevendraaier behoorde tot het vaste boordgereedschap van een auto. De schroevendraaier met ratel (bv. MOT V 2010.0221) maakt het mogelijk de schroef ergonomisch door te draaien zonder...