werktuig
Wiedhaak (griend) (m.)
Indien in de grienden, tussen de stoven van de hakgrienden (zie rijshaak),
het onkruid, zoals distels, braamstruiken en lang opgeschoten gras, niet
meer met de schoffel kan worden gewied, dan wordt het met de wiedhaak
afgesneden (1). Het kan ook met de zeis worden gemaaid. Het onderhoud
gebeurt tweemaal per jaar in de zomermaanden, met uitzondering van het
eerste en tweede levensjaar na het hakken of snijden van de loten, waarbij
het meerdere keren nodig kan zijn. De wiedhaak bestaat uit een sikkelvormig
blad (grootste breedte is ca. 6 cm) waarvan het uiteinde om een korte steel
(ca. 30-35 cm) is geplooid en daaraan wordt vastgespijkerd. Een haakje
verbindt het blad en de binnenzijde van de steel en voorkomt het
achteroverbuigen van dat blad. Er bestaan modellen voor linkshandigen en
voor rechtshandigen. Een minder courant model met angel bestaat ook. [MOT]
(1) In de snijgrienden gebeurt het wieden met een sikkel (HESSELING:
54).VAN BREEN: 51 meldt "een gewone sikkel, waarmee men riet...