Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 5,001 - 5,010 15,477 resultaten gevonden
Staartsnijder (m.)
Handwerktuig dat de hoefsmid gebruikt om bij trekpaarden de staart tot na het staartbeen af te knippen (1). Het is tangvormig met relatief lange (ca. 30-40 cm) armen, met of zonder houten handvatten. De éne kaak is U-vormig uitgesneden en is hol opdat het snijblad op de andere kaak erin past; uitzonderlijk is ze van hout (2). De staart wordt net na het heiligbeen afgeknipt, zodat hij niet meer terug kan groeien. De wonde wordt met een staartbrandijzer uitgebrand. [MOT] (1) N.L.I.: s.v. brûle-queue, vermeldt dat de staart van het paard werd afgesneden nadat het een beroerte had gekregen. (2) STOQUART: 23.
Steekzetter (m.)
De steekzetter is een schoenmakerswerktuig dat bestaat uit een metalen staafje (ca. 4-5 cm lang) dat naar het uiteinde toe vaak breder uitloopt en dat aan het hoofdeinde voorzien is van een groef, bevestigd in een houten hecht. Met de steekzetter wordt er tussen elke steek op de bovenrand van de schoenzool een inkerving gemaakt om de steken vast te zetten en ze beter te laten doen uitkomen. Voor hetzelfde doeleinde kan ook een randwieltje gebruikt worden. [MOT]
Steenhouwersklopper (houten) (m.)
De houten (1) steenhouwersklopper (2) is een flesvormige klopper waarvan de korte steel (ca. 10-15 cm) in het midden van de basis van een cilinder of de top van een afgeknotte kegel steekt. Deze vorm maakt het de beeldhouwer mogelijk om vanuit eender welke hoek op de beitel te slaan zonder de positie van zijn hand op het handvat te moeten veranderen en geeft een perfecte controle op het werken met de beitel: de beeldhouwer kan zo met juist afgemeten kracht en in de juiste richting slaan. Omdat hij van hout is, zal hij het beitelhecht niet versplinteren of splijten, zoals een metalen hamer waarschijnlijk wel zou doen. Deze klopper wordt ook gebruikt door de houtsnijder. Naargelang het werk vordert en men fijnere beitels gaat gebruiken voor het werk, zal men ook lichtere kloppers nemen om te voorkomen dat de beitel te diep in het hout zou doorschieten. Zie ook metalen steenhouwersklopper en steenhouwersvuist. [MOT] (1) Er bestaan ook modellen waarvan het werkend deel uit koper of plastic...
Steenschaaf (v.)
De steenschaaf dient om zachte steensoorten - na de bewerking met de vlecht, het ceseel of de tandbeitel - of sierlijsten effen te schaven. Er is een grote verscheidenheid aan modellen en formaten naargelang het te bewerken oppervlak. Een steenschaaf bestaat uit een houten blok (ca. 7-30 cm lang; ca. 1-10 cm breed; ca. 3-10 cm hoog) met 5 à 12, al dan niet getande, messen (ca. 0,1-0,2 cm dik) in de zool. Zowel laatstgenoemde als de messen kunnen recht, bol of hol zijn. De messen kunnen evenwijdig of in visgraat ten opzichte van elkaar staan en haaks of schuin naar voor in het blok geplaatst zijn. In dat laatste geval is er meestal een vast blad voorzien op de voorzijde van het blok (1) om de stabiliteit te verbeteren en de efficiëntie over de gehele lengte te verhogen (2). De tanden kunnen grof (4 tanden per cm met een hoogte van ca. 0,5 cm) tot fijn (8 tanden per cm met een hoogte van ca. 0,2 cm) zijn. Eventueel is er bovenaan het blok een opening als handvat, soms ook een hoornvormig...
Steenhouwersvuist (v.)
De steenhouwersvuist is een zware hamer met rechthoekig, soms licht naar de steel toe gebogen, ijzer met vierkante banen. Het ijzer zit gevat in een korte (ca. 13-25 cm) houten steel. De lange zijden zijn soms licht uitgehold ter hoogte van de steel (1). De steenhouwer gebruikt de steenhouwersvuist om op de beitels met smalle kop (2), of op een klopboor (zie klopboor (pijp) en klopboor (beitel)) te slaan. Ook bij het afsplijten van een steenblok van de juiste maat en vorm; één voor één worden dan een aantal wiggen op een rechte lijn en op enige afstand van elkaar in het steenblok geklopt totdat de twee gedeelten van de steen van elkaar losgespleten zijn. Zie ook metalen steenhouwersklopper. [MOT] (1) Die uithollingen zouden zorgen voor een betere verdeling van de slagkracht op harde steensoorten zoals graniet (MERCUZOT: 221). (2) Wanneer de beitelkop breed is, wordt een houten steenhouwersklopper gebruikt.
Steenhouwersguts (m.)
De guts die steenhouwers gebruiken, is een metalen beitel met hol blad om afrondingen in steen te bewerken. Volledig metalen modellen van de steenhouwersguts gelijken sterk op de timmermansguts en zijn niet te verwarren met de klompenmakersguts, die breder is. Modellen voor zachte steensoorten, zoals mergel, hebben vaak een houten hecht. De snede is soms getand, waardoor het werktuig lijkt op een hol model van de tandbeitel. [MOT]
Steenslagvork (v.)
De spoorwegarbeider gebruikt een steenslagvork om steenslag te scheppen dat nadien onder de rails worden gestopt met een stophouweel. Ook de wegenwerker en de tuinier gebruiken de steenslagvork om respectievelijk de wegen en de tuinpaden met de aangevoerde steenslag of grind te verharden. De steenslagvork heeft ca. 8-10 lange, in doorsnede vierkantige, gebogen tanden (lengte ca. 30 cm) die relatief dicht bij elkaar staan (ca. 2-3 cm) over een breedte van ca. 22-32 cm. De tanden aan de buitenzijde staan iets meer naar voor. Meestal is het werkend deel door middel van een dille bevestigd aan een bol-, T- of D-steel (ca. 100-135 cm). De steenslagvork is te onderscheiden van de steenkoolvork die langere tanden heeft en ca. 20-50 cm breed is, en van de aardappelschepvork met knoppen op de uiteinden van de tanden. [MOT]
Staartbrandijzer (o.)
Nadat de staart van trekpaarden met de staartsnijder is afgeknipt, wordt de wonde met een staartbrandijzer gebrand. Om het bloeden te stoppen, wordt het verhitte ijzer 8 à 10 seconden met het ringvormige uiteinde tegen de wonde gedrukt, zo dat het over de lichte uitstulping van het staartbeen past. Deze handeling wordt eventueel herhaald tot er geen bloed meer ontsnapt.Het staartbrandijzer is een variant op het schroei-ijzer of cauteriseerijzer waarmee ook bij de mens het bloeden werd gestelpt. [MOT]
Steenboorschaaf (v.)
De stukadoor gebruikt de steenboorschaaf om nog vochtig lijstwerk uit gips glad te schaven en sponningen uit te schaven om een bepaald profiel aan de sierlijst te geven. De steenboorschaaf is een lange (ca. 35-50 cm), smalle (ca. 3-6 cm breed blok; ca. 1-7,5 cm brede beitels) schaaf waarvan de beitel op de schuine (ca. 35°) voorzijde van het blok is bevestigd door middel van schroeven die in een ingewerkt plaatje draaien. De beitel kan een rechte, schuine, holle of bolle snede hebben (1). Achteraan het blok is een gleuf voorzien dat als handvat dienst doet. Zie ook steenschaaf en neusboorschaaf. [MOT] (1) Bv. GOLDENBERG: 148.
Steilblokschaaf (v.)
De steilblokschaaf is een korte blokschaaf met bijna verticale beitel, zonder keerbeitel. Ze dient om zeer harde houtsoorten te schaven of beter, te schrapen. Zie ook tandschaaf. [MOT]