Zodenbijl (v.)

identificatiecode

ID 992
morfologie

beroep

beroep

holotype

MOT V 89.0240 L=128 L(ijzer)=40cm H(ijzer)=18cm G=2240gr

alias

turfbijl (syn.) (WEYNS 1959-1960: 6)

alias

rusbijl (syn.) (WEYNS 1959-1960: 6)

alias

klotbijl (syn.) (CROMPVOETS: 195)

alias

turfhak (syn.) (CROMPVOETS: 195)

alias

peelaks (syn.) (CROMPVOETS: 195)

alias

risbijl (syn.) (CROMPVOETS: 195)

alias

turfmes (syn.) (CROMPVOETS: 195)

alias

slechtmes (syn.) (CROMPVOETS: 195)

alias

moerslager (syn.) (CROMPVOETS: 195)

alias

moerhal (syn.) (CROMPVOETS: 195)
beschrijving

Bijl met groot, zwaar en dik (ca. 5 mm), rechthoekig (ca. 40 cm bij 10 cm) of halvemaanvormig (1) ijzeren blad dat door middel van een oog of dille verbonden is aan een lange (ca. 100 cm) gebogen steel. De snede van het blad en het uiteinde van de steel vormen een hoek van ongeveer 45°.

De zodenbijl dient om de zoden - met taaie wortels - door te hakken bij oppervlakkige turfwinning, maar ook om bijvoorbeeld daar waar een greppel met de steekspade uitgegraven zal worden om draineerbuizen te leggen (zie buizenlepel en leghaak). Bij het steken van zoden om dijken of taluds te beschermen, wordt ook vaak een zodenbijl gebruikt om de oppervlakte van de weide in lange repen te verdelen, die daarna met de tuinspade dwars afgestoken worden en dan met de zodenlichter losgemaakt (2).

Zo'n bijl wordt ook soms gebruikt als mestbijl, om de aaneengekoekte mest van de potstal door te hakken.

Zie ook zodensteker en zodensnijder. [MOT]

(1) Bv. DEBY uit DAVID 1975: 140.

(2) Bv. FRICK & CANAUD: 508.