Spade met lang (ca. 30-40 cm) en smal (ca. 10-17 cm) blad, met dille of veren, dat licht gebogen staat ten opzichte van een T- of D-steel (70-95 cm). Om gemakkelijker in de grond te kunnen dringen, is de snede van het blad vaak licht gebogen en versmalt het meestal een tweetal centimeter naar onder toe (1). Bovenaan is het blad soms voorzien van een voetsteun om de schoen van de gebruiker niet te beschadigen. Om te voorkomen dat de kleigrond aan het blad blijft kleven, wordt dat laatste voor elke steek in een emmer water gedompeld; soms worden er met een hamer deuken in de holle zijde van het blad geslagen (2).
In de 19de eeuw werd in de lichte grond naast de stalen steekspade ook nog een houten, met beslagen blad, gebruikt (3).
Uitzonderlijk wordt in plaats van de steekspade soms een verlengstuk bovenaan op het blad van de tuinspade bevestigd om dieper te kunnen spitten (4).
Een steekspade dient om te graven of diep te spitten, d.i. de grond twee, drie of vier steken diep om te werken (5). Ze wordt ook gebruikt om turf te winnen of om planten of gewassen met een penwortel te verplanten. In de griendcultuur wordt de steekspade (6) gebruikt om de wortels van dode stronken door te steken.
Te onderscheiden van de dekspade die ook lang en smal is maar in de lengte gebogen is en dient om meekrap te oogsten (7).
Zie ook chaquitaclla en vleugelspade. [MOT]
(1) LOGAN: 38 laat een spade zien die breed uitloopt en gebruikt wordt om sloten en kanalen uit te graven. Soms zijn de zijkanten van de steekspade licht uitgehold (CORDIER uit DAVID 1975a: 60).
(2) Ook wel zinkspade genoemd.
(3) Bv. VAN AELBROECK uit DAVID 1975a: 52.
(4) SCHWERZ uit DAVID 1975a: 35 en LINCKE uit DAVID 1975a: 97.
(5) Zie het artikel Spade cultivation in Flanders.
(6) Soms ook struikenspade genoemd (VERHAGEN: 117-119).
(7) VERPLANCKE uit DAVID 1975a: 70.