Nadat het heiveld werd gemaaid met de plaggenzeis of de getande sikkel en de zoden verwijderd met de zodenlichter, gebruikt de turfsteker de vleugelspade om turven te steken (1), die na droging gebruikt worden als brandstof of mest.
Het is een spade met ijzeren blad (ca. 15 x 20 cm), met één of twee opstaande randen, dat licht gebogen staat (ca. 10-25°) ten opzichte van een knop- of T-steel (75-120 cm). De snede van het blad kan recht of puntig zijn (2) en wordt, zoals de steekspade, verticaal (3) (ca. 20-25 cm) in de grond gestoken. Het resultaat is een kluit in de vorm van een parallellepipedum (ca. 20 x 15 x 10 cm). De opstaande randen dienen, naast het doorsnijden van de turf, om de kluit bijeen te houden. [MOT]
(1) Volgens GOOSSENAERTS: s.v. vapeur zou "toen het turfsteken gedaan raakte, de vleugelspade worden omgebogen, om in de plaats van aardappelkuiltjes te moeten steken, er te kunnen hakken - wat makkelijker is". Volgens VERBEECK: 25 wordt het werktuig om aardappelen te poten papeur genoemd.
(3) CROMPVOETS: 56 laat een afbeelding zien waarvan het blad hartvormig is.
(3) Een steekspade wordt gebruikt om horizontaal turven te steken. (HOVE: 23; BORCHGREVINK: 70).