identificatiecode
beroep
holotype
alias
De chaquitaclla evolueerde van een graafstok naar een werktuig met een scherp metalen uiteinde, een gebogen of recht handvat, en een voetsteun. Het is ongeveer 1 à 1,5 meter lang en heeft een diameter van ongeveer 6 cm. De voetsteun bestaat uit twee stokken van ca. 20 cm lang die evenwijdig met elkaar zijn vastgesnoerd op ongeveer 45 cm hoogte. Het houten handvat is aan de steel vastgebonden met repen van lama- of runderleer. Wanneer op steile hellingen wordt gewerkt, is een lager geplaatst handvat -dicht bij de voetsteun - handiger om in evenwicht te blijven.
De steel past in de dille van het blad dat zo'n 7 à 10 cm breed is en 40 cm lang. Als er voor het werkend deel geen metaal voorhanden is, hardt men de houten punt in het vuur.
Een gelijkaardig werktuig vinden we terug op de Hebriden-eilanden en in China (3).
Zie ook steekspade. [MOT]
(1) Quechua benaming van dit handwerktuig (GADE & RIOS: 3). Zie artikel: chaquitaclla, the native footplough and its persistence in central andean agriculture
(2) DENDERMONDE: 37-38 chaquitaclla.
(3) GADE & RIOS: 3.