Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,831 - 4,840 15,477 resultaten gevonden
Omboekhamer (m.)
Volledig metalen schoenmakerswerktuig (min. 13 cm lang) met een gezwollen, cilindrisch middenstuk; één uiteinde is cirkelvormig, het andere wigvormig. Het middenstuk fungeert als handvat. De omboekhamer wordt gebruikt om naden te effenen, door met het éne uiteinde te tikken en met het andere te wrijven, en om plooien glad te slaan bij het leesten. Zie ook robber. [MOT]
Ondervolder (m.)
De ondervolder wordt, al dan niet in combinatie met een bovenvolder, gebruikt bij het insmeden van kragen en halzen. Deze met de kleinste diameter worden ook gebruikt bij het voorbereiden van lasnaden. De ondervolder bestaat uit een zwaar halfronde (diam. ca. 0,5-8 cm), of trapeziumvormige kop en een korte pen (ca. 8-10 cm) die in het gat van het aambeeld gestoken wordt. Het gloeiend werkstuk wordt op het bolle uiteinde gelegd. [MOT]
Onderkapper (m.)
Werktuig waarbij hecht, al dan niet uit metaal, en gutsvormig werkend deel meestal een hoek van 90° vormen. Er bestaan ook modellen met in plaats van het hecht een tweede gutsvormig werkend deel van verschillende breedte of waarvan een uiteinde vervangen is door een nietenkapper. Bij het beslaan van een paard gebruikt de hoefsmid de onderkapper om een stukje hoorn uit de wand, vlak onder de omgebogen en afgeknipte nagels, te kappen om te voorkomen dat de niet (dit is het uiteinde van de nagel) na het omnieten (zie hoeftang), buiten de wand zal steken. Het omslaan of omnieten gebeurt om het vastzitten van de nagel te bevorderen. "Bij gevoelige voeten wordt gebruik gemaakt van de nietentang; dit is een zeer nuttig werktuig, waarbij men voor het omnieten den hamer kan missen. Elk militair hoefsmid moet dan ook voorzien zijn van een nietentang en is verplicht deze bij gevoelige voeten aan te wenden" (1). [MOT] (1) KROON & GALLANDAT HUET: 164.
Papillottang (v.)
Met een papillottang zet men haar in de krul. De kapper rolt een lok op, wikkelt het in papier (papillot genoemd) en perst het geheel met een warme papillottang, waarvan de twee kaken de vorm van een afgeknotte kegel, van een ei of van een rechthoek hebben. De tang warmt men op een bijzonder komfoortje. Men knijpt er een stukje papier mee om te zien of ze niet te warm is. Zie ook krulstok, plooischaar, krultang (lokkentang) en friseertang. De kleermaker gebruikt deze tang ook wel eens als knoopsgaten-perstang wanneer de stof een beetje gekreukeld was (1). [MOT] (1) Volgens DEN BESTEN G.J. & DEN BESTEN-DE BURGER L.S.J. zou de eivormige tang, zelfs uitsluitend, door een kleermaker worden gebruikt.
Paralleltang (v.)
Met een paralleltang klemt men vlak metaal of metaaldraad zonder het te beschadigen. De kaken blijven steeds evenwijdig zodat zelfs bij dik materiaal alle kracht over de gehele bek wordt verdeeld. De tandjes staan vlak op het materiaal. Om de tang te openen zijn in de benen veren aangebracht. Sommige tangen zijn met een draadknipper uitgerust. [MOT]
Pannenraam (o.)
Het pannenraam dient om de vlakke kleiplaat te vormen die nadien haar definitieve vorm krijgt op de pannenvorm. De pannenbakker bestrooit het raam en het vormblok (1) waarop het ligt, met rivierzand om het kleven van de klei te voorkomen. Dan duwt hij met de handen een hoeveelheid klei uiteen en zorgt dat het raam goed gevuld is. Met de strijker, uit de waterbak naast hem, strijkt hij de overtollige klei weg. Hierdoor wordt tegelijkertijd de klei in het raam gladgestreken. Het teveel aan klei valt in een bak aan de andere kant van de vormtafel. Vervolgens neemt de arbeider het pannenraam rond de kleiplaat weg en kan de pan verder worden gevormd. Er bestaan ramen voor alle formaten van pannen (2) en de afmetingen kunnen bovendien verschillen van pannenbakkerij tot pannenbakkerij; ze houden rekening met de krimp van de klei tijdens het drogen en bakken. Naast de ramen voor de S-vormige pan, bestaan er specifieke voor nokpannen en voor hoekkeperpannen. [EMABB] (1) Het vormblok is een dik...
Pannenvorm (m.)
Houten mal waarin de S-vormige pan (Boomse pan, Vlaamse pan) haar vorm krijgt. Ze wordt vervaardigd uit een in de lengte uitgeholde dikke wilgenhouten plank. Een uitsparing in het midden van de holle rand dient voor het aanbrengen van de neus van de pan en over de afgeronde zijkant brengt de pannenmaker de krul van de dakpan aan. De pannenvorm is niet makkelijk te maken en wordt zo veel mogelijk hersteld, vooral de zijkanten waar de slijtage groot is. Die zijkanten worden na te grote slijtage weggesneden en vervangen door hardhouten stukken, rekening houdend dat de welving nagenoeg de zelfde moet blijven. De onderkant heeft een handvat. Hierdoor kan de pannenmaker de mal omdraaien zodat de gevormde pan op de pannenlepel komt te liggen en in de droogrekken kan geplaatst worden. Er zijn zowel linkse als rechtse pannenvormen voor het maken van respectievelijk linkse en rechtse pannen. De pannenbakker maakt doorgaans zelf zijn vorm. Ook voor de nokpannen bestaan er vormen. Soms wordt de mal...
Mijnwerkersbijl (v.)
Met zijn bijl (1) bewerkt de mijnwerker al het mijnhout. Het is een handwerktuig van ca. 1-1,2 kg met meestal gebogen steel (ca. 40 cm), waarvan de snede (ca. 6 cm; het geklonken ijzer is breder: ca. 9 cm) (2) schuin tegenover de steel ligt. Het ijzer is van één of twee stukken gemaakt. In het eerste geval is het asymmetrisch bovenaan (zie glossarium) en eindigt het soms tegenover het blad in een vierkantige hamer. In het ander geval is een rechthoekig blad aan een U-vormig stuk geklonken. Dat laatste dient als oog. [MOT] (1) Het Franse dialectwoord (h)apiète, gebruikt door FELLER & TOURET: 79 en RUELLE: 8, duidt niet alleen de mijnwerkersbijl aan. Zie bv. BAL 1949: 112. (2) Brede bijlen (bv. HATON DE LA GOUPILLIERE: 1.646, die van 17 cm spreekt) zijn uitzonderlijk. Op te merken valt dat de bijlen voor mijnwerkers, afgebeeld in oude handboeken, soms gewone bijlen zijn.
Paternoster (loodgieter) (m.)
Touw met een reeks (ca. 10) houten kralen - waarvan één zijde de vorm heeft van een afgeknotte kegel (1) - van variërende diameter (ca. 2-15 cm), afhankelijk van de binnendiameter van loden buizen, die genormaliseerd is. Voor de vierkante loden regenpijpen bestaat een paternoster met rechthoekige blokjes waarvan de hoeken afgerond zijn (2). De loodgieter gebruikt de paternoster om een loden buis te buigen zonder deze plat te drukken. Het werktuig wordt door de buis getrokken; deze kan nu zonder scherpe knikken te veroorzaken, gebogen worden. Ook wordt de paternoster door een loden buis getrokken om er een deukje uit te duwen. [MOT] (1) Niet te verwarren met het rak van een zeilboot, waarvan de bollen sferisch zijn. (2) Bv. WOOLGAR: 89.
Peilglassnijder (m.)
Op ketels en machines worden soms peilglazen gemonteerd, waarin men het niveau van een vloeistof, vaak water of olie, kan nazien. Die peilglazen worden gesneden van langere glazen buizen met behulp van een speciale glassnijder. De peilglassnijder is een tangvormig werktuig. Op een van de kaken staat een graduatie, een geleider en een snijwieltje; op de andere, een aanslag. De eerste kaak wordt in de glazen buis gestoken totdat deze tegen de geleider komt. Het werktuig wordt toegeknepen en rond het buisje gedraaid. Het snijwieltje krast het glas in. Een ander model bestaat uit een stang met graduatie, een geleider en op het ene uiteinde een (vervangbaar) snijwieltje. Op het andere uiteinde is de stang voorzien van een handvat en een hendel. Het werktuig wordt in de glazen buis gestoken totdat deze tegen de geleider komt. De duim drukt de hendel in zodat het snijwieltje tegen het glas wordt gedrukt. Met de andere hand draait men het buisje rond tot het is ingesneden (1). Zie ook snijpasser...