werktuig
Hakbeitel (m.)
Brede beitel (tot 8 cm) met één of twee vouwen, een angel en een borst, of
een dille en een hecht, of helemaal van metaal (1).In tegenstelling tot de
steekbeitel is de hakbeitel voor zwaar werk bestemd: een pen uithouwen, een
met een boor gemaakt pengat uithollen, vloerplanken aandrijven (2), enz.
Het hecht is doorgaans met één of twee ringen beslagen om het barsten te
voorkomen.Sommige hakbeitels met driehoekige doorsnede, die naar het hecht
toe vaak dikker worden (3), zijn slechts iets breder dan dik. Ze worden
soms kantbeitel genoemd (4).De Japanse hakbeitel (Japans: õire nomi),
eveneens voor het zwaardere werk, wordt gebruikt in een set met
verschillende breedtes en lengtes.Zie ook schrijnwerkersguts.[MOT](1) Zie
een lang exemplaar (95 cm) in ''Les moulins'': 24.(2) JELLEMA, R. 1941: dl.
1: 367.(3) Bv. GROTHE: 196.(4) Voor HALMA: s.v. is een kantbeitel een
breekbeitel.