ID-DOC: algemeen zoeken

Hieronder kan u een algemeen trefwoord invoeren en een algemene zoekactie doen. 

Geef ons een seintje als je problemen ondervindt met deze pagina via info@mot.be.

Zoek naar: werktuig


Zoekresultaten 1,051 - 1,100 1,399 resultaten gevonden
Soldeerkussen (o.)
Metalen schijfje, waarop een kluwen ijzerdraad is bevestigd, die tevens het handvat vormt (1). Het kan met de hand vastgehouden worden of op een driepoot (2) gelegd worden. Een van de operaties om een juweel te vervaardigen is het solderen, d.i. het samenvoegen van twee stukken metaal door er een derde, gesmolten, metaal tussen te laten vloeien, dat na afkoeling zorgt voor een hechte verbinding. Wanneer het werkstuk verhit wordt, zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde, gebruikt de edelsmid het soldeerkussen. De vlam (van de soldeerbrander) geraakt namelijk makkelijk tussen de draden die aldus het maximum aan warmte opslagen en voor een gelijkmatige verhitting zorgen. [MOT] (1) Het kan ook een hergebruik van een spoel zijn. (2) Afbeelding in EDWARDS: 56.
Sondeerijzer (o.)
Ronde of vierkante ijzeren (1) stang (0,80-4 m lang; 1-5 cm dik) eindigend onderaan in een punt en bovenaan in een oog waardoor een stok gestoken wordt dat als handvat dient; bij kleine modellen is het werktuig helemaal van ijzer en T-vormig. “Veelal zijn in de sondeerstaaf op onderlinge afstanden van ongeveer 30 cm, onder een hoek van 45° schuin naar beneden gerichte gaatjes geboord, met een wijdte van ongeveer 8 mm. Bij het uittrekken van de staaf worden deze gaatjes, vooral wanneer de grond nat is, gevuld met grond, zoodat met behulp van de sondeerstaaf dan tevens op afstanden van 30 cm eenvoudige grondmonsters kunnen worden verkregen.” (2) Bij bouw- en dijkwerken wordt het werktuig in de grond gedrukt of geslagen om de bodemgesteldheid en de dikte van de lagen te bepalen. “Uit den weerstand, welke hierbij wordt ondervonden, kan een, zij het eenigszins oppervlakkig denkbeeld worden verkregen van het draagvermogen van den grond en van den aard en van de vastheid van de door het ijzer...
Spaakschaaf (v.)
Ondanks haar naam is de spaakschaaf geen schaaf. Het is een kort stuk hout van ca. 30-40 cm waarop in het midden een ermee evenwijdig lopend scherp blad bevestigd is (vgl. trekschaaf). De afstand tussen blad en hout kan door middel van twee punten of twee schroeven geregeld worden. Het blad is recht of bolrond. De vakman vat de uiteinden met beide handen en trekt het werktuig naar zich toe. Het werkt dus zoals een trekmes (zie glossarium) maar het wordt vooral gebruikt om een stuk glad te snijden (1), terwijl het trekmes ook tot het uitsnijden dient. [MOT] (1) Te vergelijken met de rohkel van de Lappen (MANKER: 191).
Spaaksleutel (m.)
Een spaaksleutel wordt gebruikt - tijdens de montage, het onderhoud of de reparatie van spaakwielen op een fiets- of motorrijtuig - om de spanning van de spaken aan te passen. Dat doe je door de nippels van de spaken aan te draaien. Zo bekom je een perfect cirkelvormige velg die concentrisch is met de rijwielas en lateraal in één vlak ligt. Er bestaat een grote variatie aan modellen maar allen hebben ze in doorsnede een vierkantige uitsparing. Veelal zijn het meervoudige modellen, geschikt voor verschillende maten van spaken, met een cirkelvormig werkend deel. Een enkelvoudig model gelijkt sterk op de pijpvormige sleutel voor rolschaatsen (1). Deze kan ook in een viervoudige vorm bestaan, bv. model Nr.258 uit catalogus. Een ander model heeft een kleine uitsparing zodat het via de spaak over de nippel kan geschoven worden (zie model Nr 259 uit catalogus). Er bestaan ook verstelbare modellen (zie model Nr.261 uit catalogus). [MOT] (1) Zie Tech-term: 20.29a: enkelvoudige spaaksleutel met...
Spaanderhouder (m.)
Om te verlichten, gebruikt men vaak harshoudende spaanders, "stukken fossiel hout dat in de venen wordt gegraven" (1) of biezen (2). Ze worden in een metalen houder bevestigd. De spaander wordt doorgaans geklemd m.b.v. een of twee veren (bv. MOT V 94.0218 S) of in een tang met tegengewicht (3). Er bestaan zeer verschillende toepassingen van die algemene principes (4). Het uiteinde van de spaanderhouder wordt gedreven in een houten staander, in een balk van het huis of in een spleet in de muur, soms is het op een ijzeren staander gesmeed of is het voorzien van een dille om op een stok te steken (5). Men klemde wel eens een kaars in de spaanderhouder maar er bestonden ook combinaties: op dezelfde houder werd een klemmiddel voorzien én een kaarsenhouder (6) . [MOT] (1) PLETTENBURG: 12. (2) “Het meest geschikt hiervoor was pit-rus (Lat. Juncus effusus).” (PLETTENBURG: 15). (3) Zie afbeeldingen 11 en 12 uit LECOCQ: 277. (4) Zie afbeeldingen uit LECOCQ: 277-284. (5) Zie afbeeldingen 10, 15...
Spaarbord (o.)
De stukadoor schept een hoeveelheid mortel uit de kuip op het spaarbord (1) en brengt de mortel daarna aan op muren en/of plafonds. Het spaarbord kan van verschillende grootte, - van ca. 15 cm bij 15 cm met twee aansluitende opstaande randen van 2,5 cm tot een grootte van 40 cm bij 48 cm met twee aansluitende opstaande randen van 1 cm -, en van verschillend materiaal (zink, plaatijzer, hout of multiplex) zijn. Het kleine spaarbord is voorzien van een rond handvat van ongeveer 11 cm lang en een diameter van ca. 3 cm. Bij het grotere spaarbord is het handvat onder het blad vastgemaakt, maar niet precies in het midden van het spaarbord, zodanig dat een deel van het gewicht op de onderarm van de stukadoor kan rusten. Het spaarbord met kniesteun is ongeveer 30 cm bij 50 cm en heeft hogere randen (ca. 25 cm) dan de twee vorige modellen. De kniesteun is een houten lat van ongeveer 50 cm lang en aan het uiteinde voorzien van een holle uitsparing voor de knie. Dat spaarbord, met meer mortel, plaatst...
Spade (holle) (v.)
Bij drainagewerken wordt de sleuf soms enkel met een tuinspade en een steekspade gegraven. Om het graafwerk te beperken wordt voor de laatste steek echter meestal een holle spade gebruikt die net iets breder is dan de gebakken draineerbuizen. Deze laatste worden dan met een leghaak in de sleuf geplaatst. De witloofteler gebruikt een holle spade om de warmwaterbuizen van het verwarmingssysteem (thermosiphon) in te graven. Het werkend deel van de holle spade is zo'n 60 cm lang en onderaan zo'n 8 cm breed. De steel is zo'n 75 cm lang en eindigt in een D-, T- of bolhandvat, al komt de rechte steel zonder handvat ook voor (1). De snede is rond. "De wegruiming wordt voleindigt by middel eener holle en zeer lange spade… Men maekt nog met die spade twee zydelingsche insnydingen voor dat men de aerde wegneemt; men regelt de schuinte van den steel zoodanig, dat men slechts op den bodem eene breedte overhoudt gelyk aen de buizen…"(2). [MOT] (1) ''Larouse agricole'':s.v. drainage. (2) LECLERC in...
Spadevorm (m.)
Hulpmiddel dat de smid gebruikt bij het smeden van sommige spaden en schoppen, gemaakt uit twee stukken ijzer. De twee stukken worden aan elkaar gesmeed en er wordt met de voorhamer vanuit het midden, waar een verdikking blijft, gewerkt naar de kanten toe voor het uitsmeden. Nadien worden de rug en het blad opgewerkt en de dille, die hier in de spade loopt, wordt met behulp van de spadevorm uitgezet (1). De spadevorm bestaat uit een stalen staaf (diam. ca. 3,5cm) die aan het uiteinde in de vorm van een driehoek is uitgesmeed en naar de zijkanten toe dun uitloopt. Het is deze vorm die de dille van de spade gaat aannemen. De onderzijde van de driehoek is vlak, de bovenzijde bol. [MOT] (1) VAN DONGEN: 210.
Spaghettilepel (m.)
Houten, roestvrijstalen of plastic lepel met lange steel (ca. 25 cm) en 8-10 stompe tanden (ca. 2-3 cm) om spaghetti uit het kokende water te nemen en te laten uitlekken. Sommige modellen zijn voorzien van een opening in het midden van de lepel. Men steekt de spaghettilepel in de pan van de pas gekookte spaghetti en draait er mee rond zodat de tanden de slierten spaghetti meenemen. Haal het geheel boven de pan om het te laten uitlekken. Zie ook spaghettitang die wordt gebruikt nadat de spaghetti in een vergiet is uitgelekt. [MOT]
Spaghettitang (v.)
Met deze tang grijpt men de spaghetti uit de kom om ze op de borden te scheppen. De kaken zijn breed en getand om de bovenste laag spaghetti te vatten. Wanneer men te diep grijpt, is de spaghetti moeilijk te vatten of neemt men teveel ineens mee. De kaken staan licht schuin op de as zodat men makkelijk in de kom kan en toch de volle breedte van de kaken kan benutten. Zie ook spaghettilepel. [MOT]
Spakentrekker (m.)
Wanneer de spaken in de naaf gedreven zijn, moeten ze in de velgen gestoken worden. Omdat ze niet evenwijdig lopen, is de afstand tussen hun uiteinden groter dan de afstand tussen de overeenkomstige pengaten in de velg. Om de spaken samen te trekken, wordt de spakentrekker aangewend (1). Twee vormen met hefbomen kunnen van elkaar onderscheiden worden: de spakentrekker met één en die met twee hefbomen. In beide gevallen gaat het om hefbomen van de tweede soort. Het eerste kan een ketting met een zware haak aan een uiteinde zijn. De hefboom, een metalen staaf met een haakje aan een uiteinde, wordt door een schakel gestoken. Het kan ook een houten stang zijn waar, op ca. 15 cm van het uiteinde, een zware haak aan vastgemaakt is, zodat hij kan draaien (2). De haak wordt achter een spaak geplaatst. De stang of de staaf, die achter de volgende spaak gestoken wordt, wordt naar de haak geduwd. De tweede vorm bestaat uit twee stangen verbonden door een ring (3) of een touw (4). Aan de binnenzijde...
Spantang (v.)
De kunstschilder of de lijstenmaker spant het schildersdoek op met een spantang. Ook de huisschilder gebruikt dat werktuig, maar dan om doek op een balklaag aan te brengen (1). De kaken ervan zijn breed en geribd aan de binnenzijde voor een betere grip op het doek; één of beide zijn dikker om als hamer te dienen. Men trekt het doek aan met de tang en houdt het tegen met de linkerhand. Men opent de tang en gebruikt de hamer van de kaak om de spijkers in te slaan. In die zin lijkt de spantang op de zwiktang van de schoenmaker. Anderzijds is de spantang ook verwant met de singeltang van de stoffeerder. De singeltang is meestal zwaarder dan de spantang, aangezien men er meer kracht moet mee uitoefenen, wanneer men de singels of banden onderaan de zetels aanspant. [MOT] (1) Bv. MEERE: 76.
Spatbordponstang (v.)
De fietsenmaker gebruikt een spatbordponstang om gaten te ponsen in een spatbord. Het is een speciale metaalponstang waarbij één van de kaken rond en uitgehold is zodat er plaats is voor de kromming van het spatbord. Zo is het mogelijk om gaatjes te ponsen op enige afstand van de rand zonder het spatbord te moeten draaien. Een bek is voorzien van een verwisselbare hippel of stalen cilindervormige pen (diam. ca. 4-6 mm), de andere van een holle cilinder met overeenstemmende diameter. De hippel is aan de onderkant schuin afgesneden zodat hij op één punt begint te snijden. De tang zelf kan voorzien zijn van een spil of van een dubbele hefboom. Op sommige modellen zorgt een veer voor het automatisch opengaan van de tang; een ring die rond de tweede arm glijdt, houdt de tang dicht. [MOT]
Spatel voor grondboor (v.)
Zware spatel om de grond uit het werkend deel van een grondboor te verwijderen. Zij heeft een kort (ca. 15 cm) plat gebogen blad, bevestigd aan een recht houten hecht. Zie ook grondboorsleutel. [MOT]
Spatel voor smout (v.)
De spatel voor smout bestaat uit een houten spatel waarvan het uiteinde een afgeplat tongvormig blad (ca. 12 cm bij 6 cm) vormt. Na het uitsmelten van de reuzel in een ronde ketel en het persen met een vetpers, wordt het zuivere vet in een ketel of aarden pot afgekoeld door het in een bak met stromend koud water te plaatsen. Tijdens het afkoelen wordt de langs de wanden vast gezette reuzel met de houten spatel afgestoken en omgeroerd met de nog warme reuzel tot deze geheel gestold is. "Het goed afkoelen en roeren van reuzel is van zeer groot belang: wordt deze snel afgekoeld en degelijk geroerd, dan is de reuzel zeer blank, smijig, vettig, vast en goed bestand tegen de warmte." (1). Zie ook keukenspatel. [MOT] (1) Uit VINCK: 466.
Spatmolen (m.)
De spatmolen is een handwerktuig om een ruwe textuurlaag op een muur aan te brengen, bv. verf, pleister, crepi, stucwerk (1). Dit kan gebeuren om van een zeer ruwe kapotte muur een gelijkmatige wand te maken of om een voorbereidende reliëflaag op een vlakke muur aan te brengen.  In het recipiënt van plaatstaal wordt door een draaizwengel een vervangbare ronde borstel geroteerd. De uiteinden van de borstel uit kunststof of dun metaal worden tegengehouden en komen bruusk weer los zodat de specie in talloze deeltjes uit het gat spat. De talrijke puntjes die op de muur verspreid worden, zorgen voor een goede hechting van latere verflagen. Op sommige modellen is de snelheid verstelbaar met een hendel aan de buitenkant. Soms is een kniesteun voorzien om het werk te verlichten, zoals bij een spaarbord. Zie ook de verfmolen. [MOT] (1) In andere talen spreekt men over een Tiroolse laag, vandaar het Franse tyrolienne en het Engelse Tyrolean machine.
Speculaasvorm (m.)
Houten plank waar één of meerdere figuren - zoals een drinkebroer, nar, Sint-Nicolaas, enz. - zijn uitgesneden. De afmetingen variëren van 10 tot 75 cm. Eerst wordt de speculaasvorm met rijstebloem bestrooid of met olie bestreken om nadien het deeg, van respectievelijk de speculaas of de taai-taai (1), stevig in de vorm te drukken, af te snijden en uit te kloppen om het te kunnen bakken in de oven. [MOT] (1) taai-taai: soort van bruine, zeer taaie koek van roggemeel en stroop, gebakken in de vorm van speculaas, en vaak aan de bovenkant geglansd. (V.D.).
Speculum (o.)
Bij een medisch onderzoek kan de arts bepaalde lichaamsholtes openhouden met een speculum. De kaken van deze tang zijn aangepast aan de vorm van de holte. Bij het speculum voor de neusgaten bijvoorbeeld vertrekken de kaken vrij breed en versmallen op het einde, aangezien de neus bovenaan smaller is. Men opent de tang wanneer men de armen samendrukt. De tang kan in elke stand geblokkeerd worden d.m.v. een ring die over de armen schuift. De armen zijn aan de buitenzijde getand zodat men de ring op de gewenste stand kan vastzetten. Er bestaan ook speculums voor het onderzoeken van keel, oor, endeldarm en vagina. [MOT]
Spijkerlichter (m.)
Handwerktuig dat de schoenmaker en de stoffeerder gebruiken om spijkers uit te trekken. Het is een kleine (ca. 20 cm lang) koevoet die in een houten hecht steekt. [MOT]
Spijkertang (bontwerker) (v.)
Tang (ca. 20-30 cm lang) met lange (ca. 8-10 cm), platte, dwars gegroefde kaken, waarvan één aan de buitenzijde gearceerd is. Meestal is één arm recht en de andere gebogen. De bontwerker gebruikt de tang om het bont glad te trekken en vast te spijkeren, om het te laten drogen. Zij wordt in de rechterhand gehouden terwijl het bont met de linkerhand aangetrokken wordt; vervolgens wordt het aan de rand vastgepakt met de tang en wordt er een spijker op geplaatst, die in het bord geslagen wordt door er met de gearceerde onderkant van de kaak een zachte tik op te geven. Zie ook spantang en singeltang. [MOT]
Spinhekel (m.)
Met de spinhekel worden de vezels van o.a. vlas een laatste keer gekamd juist voor ze gesponnen worden. De spinhekel bevat honderden tot duizenden dicht bijeen staande fijne ijzeren of koperen pinnen (ca. 4-9 cm) op een rond, vierkant of rechthoekig blok. Dat blok of kussen - mogelijk bekleed met een ijzeren (soms koperen) plaat - is gemonteerd op een horizontale plank die men op haar beurt in een hekelstoel kan bevestigen (Bv. PESCH: 190). Hiervoor is de plank, die soms smaller is daar waar het blok staat, op haar uiteinde voorzien van een gleuf of een rechthoekig of rond gat. Men kan de plank ook verticaal tussen de benen plaatsen. Zie ook de zuiverhekel. [MOT]
Spintol (schoenmaker) (m.)
Bij naaiwerk met draadgaren gebruikten leerbewerkers zoals de schoenmaker soms een spintol om de draad te twijnen op het dijbeen vooraleer het garen in het leer te naaien met behulp van het naaispan. Het monoxiele handwerktuig in hardhout is nauw verwant aan de spil zoals die in talrijke varianten bestaat om wol te spinnen. Het bestaat uit een haakje, vaak een gekromde nagel, aan het uiteinde van een conisch houten blok. Het handvat is naar verhouding licht en kort (ca. 15 cm). De vakman steekt enkele draden door het haakje en vouwt ze dubbel toe. Vervolgens laat hij de tol hangen en om haar as draaien. De schoenmaker maakte de draden vettig met pek (1). [MOT] (1) BOUCARD D., Dictionnaire des outils et instruments pour la plupart des métiers, 2006: 685.
Spiraalklopper (m.)
Keukengerei dat bestaat uit een in spiraal gedraaide draad en een recht hecht, waarmee eiwit kan geklopt worden. De vorm van de spiraal kan sterk variëren; ze kan o.a. peervormig of conisch zijn. Deze modellen bewegen in principe op en neer in plaats van te draaien zoals een garde; al 'verend' maken ze het eiwit stijf. Zie ook eierklopper. [MOT]
Spiraalsnijder (m.)
Met een spiraalsnijder kan men groenten of fruit in spiraalvorm snijden. Het is een plastic of metalen handwerktuig met een schroefvormige boor, haaks aan het uiteinde van een snijdend gedeelte dat eindigt in een ring. De boor duwt men lichtjes in de groente of het stuk fruit, de wijsvinger wordt in de ring gehaakt en vervolgens draait men het werktuig rond. Het snijdend gedeelte zal nu het fruit of de groente in een spiraal uitsnijden. [MOT]
Spitgreep (m.)
De spitgreep (1) is een handwerktuig met - meestal vier (2) - brede, platte of in doorsnede driehoekige tanden. Werkend deel en een T-, D- of knopsteel (ca. 80-100 cm) zijn d.m.v. een angel - verstevigd door een beslaghuls -, een dille of twee veren aan elkaar bevestigd. De punten van de, licht naar voor gebogen, tanden zijn beitelvormig of puntig. Het "blad" loopt naar onder toe breder uit. Een ander model heeft bovenaan het blad een brede band om de kluiten makkelijker te dragen en om te draaien. Een spitgreep wordt gebruikt om steenachtige of sterk samenhangende (klei-)grond te bewerken (3) of te verkruimelen en om mest onder te spitten. In de (moes)tuin worden, in tegenstelling tot de tuinspade, met de spitgreep bij het verplanten de wortels van de plant minder beschadigd. Om dezelfde reden geeft de tuinier ook de voorkeur aan dit werktuig om slingerplanten en struiken uit te steken. Een iets bredere en langere spitgreep wordt als aardappelrooivork gebruikt. Zie ook spitgreepje (4)....
Spitgreepje (o.)
Kleine en lichte spitgreep om in de tuin de grond te verkruimelen rond bomen en struiken. Hij is ook geschikt voor het werken in de borders, perken en plantenbakken. Terreinverzorgers van sportgrasvelden gebruiken dergelijke vork om het water in vochtige zones van een grasveld te laten indringen door gaten in de grond te prikken om het veld speelbaar te maken. Het werktuig bestaat uit vier gesmede of gestanste tanden met een rechthoekige (1 cm bij 0,2 cm) doorsnede en puntig uiteinde. De tanden kunnen zowel plat in het vlak van het blad liggen als haaks gedraaid (1). In dat laatste geval is het de bedoeling de wortels van de planten nog minder te beschadigen. Werkend deel en een houten T-, D- of knopsteel (ca. 80 cm) zijn d.m.v. een dille aan elkaar bevestigd. Te onderscheiden van het wiedvorkje dat een kortere (ca. 15-20 cm) steel heeft en dus al hurkend wordt gebruikt. [MOT] (1) HUXLEY: 122 toont een model waarvan de tanden in twee verschillende vlakken liggen.
Spitsbeitel (m.)
De spitsbeitel is een V-vormige platte draaiersbeitel met één vouw om een groef uit te draaien. [MOT]
Spitsboor (v.)
De spitsboor wordt gebruikt om kleine geboorde of geponste gaten in een dunne ijzeren plaat bij te ronden of wijder te maken door ze er in rond te draaien. Zij bestaat meestal uit een stalen tweebenige haak met vierkante tot achthoekige (of een combinatie) doorsnede die in een punt eindigen. De spitsboor kan ook een stalen staaf met vierkante tot achthoekige doorsnede zijn, eindigend in een punt en aan het andere uiteinde voorzien van een kruk (ca. 8 cm) (1). Het werktuig wordt vaak door de smid zelf gesmeed uit een afgedankte vijl. Zie ook de ruimer, die wordt gebruikt indien er hogere eisen aan de maatnauwkeurigheid en de oppervlaktegesteldheid van de ijzeren platen worden gesteld. [MOT] (1) SALAMAN 1975: 391; ''Catalogue des outils Goldenberg'': 234.
Splijthoutje (o.)
Het splijthoutje dient om tenen, bramen (Rubus) (1) e.d. in drie of vier te splijten. Het is een rond stukje hout, bv. palmhout (Buxus sempervirens), sleedoorn (Prunus spinosa), metaal, been (2) of ivoor (3) van ca. 5-10 cm (doorsnee 1-10 cm), waarin aan een uiteinde, drie of vier driehoekige inkepingen gesneden zijn zodat er drie of vier sneden ontstaan. Sommige splijthoutjes hebben drie inkepingen aan een uiteinde en vier aan het ander. De mandenmaker neemt de teen in zijn linkerhand en splijt er het uiteinde van over 5-10 cm met zijn krommes. Daarna duwt hij de sneden van het splijthoutje in de spleten zodat de teen over de hele lengte open gaat. Elk stuk heeft een driehoekige doorsnee. Wanneer platte banden bekomen moeten worden, wordt het splijthoutje niet gebruikt. De mandenmaker snijdt dan de twijg in en buigt ze op zijn knie om er een stuk van los te maken (bv. met hazelaar, Corylus avellanus) (4). De hoepelmaker splijt meestal op een stuk hout dat in zijn bank steekt (zie hoepelmakersdissel),...
Splintertang (v.)
Een splinter kan men verwijderen met een splintertang. Dit kleine (ca. 10 cm) pincet kan zonder veel kracht zeer fijne voorwerpen uit de huid trekken. De kaken zijn dun, omdat men zeer precies moet kunnen werken wanneer de splinter net onder de huid zit. Op een van de armen is soms een kort stangetje bevestigd, dat door een gaatje van de andere arm glijdt en dat beide punten op elkaar houdt. De splintertang lijkt sterk op het epileerpincet. Juweliers, uurwerkmakers, elektriciens, tandartsen, geneesheren, filatelisten, drukkers ... gebruiken allen pincetten van verschillende vorm en/of afmetingen. [MOT]
Splitpentrekker (m.)
Naast de splitpentrektang kunnen splitpennen - dit zijn gespleten pennen waarvan de einden, als zij aangebracht zijn, uiteengebogen worden zodat ze niet meer uitvallen - ook uitgetrokken worden met behulp van een splitpentrekker.  Dat is een metalen staafje (ca. 10 cm), vaak gekarteld voor een betere grip, met een haakvormig uiteinde waarvan de diameter varieert naargelang de grootte van de pennen. De haak wordt in het oog van de splitpen gestoken; de splitpentrekker wordt naar beneden geduwd - waarbij de onderkant van de haakvormig uiteinde als steunpunt dient - en de pen wordt uitgetrokken. [MOT]
Splitpentrektang (v.)
Tang om splitpennen - dit zijn aan het vooreinde gespleten pennen waarvan de einden, als zij aangebracht zijn, uiteengebogen worden zodat ze niet meer uitvallen - uit te trekken. Kenmerkend zijn de twee naar binnen of naar buiten gerichte haken op het uiteinde van de kaken. Wanneer de haken naar buiten gericht zijn, wordt één haak in het oog van de pen gestoken en het hele werktuig wordt dan een hefboom; wanneer de haken naar binnen gericht zijn, wordt het oog met de twee haken gevat en wordt de pen uitgetrokken. Splitpennen kunnen ook uitgetrokken worden met een splitpentrekker. Vaak is de splitpentrektang gecombineerd met een andere tang en maakt dan deel uit van een combinatietang.[MOT]
Splitshout, -ijzer (o.)
Om de strengen van een touw uiteen te halen, gebruikt de schieman (1) een splitshout of een splitsijzer (2). Het splitshout is kegelvormig en gemaakt van hard hout, vaak Buxus. Het is zo'n 25-50 cm lang en zo'n 3-5 cm dik; de grote exemplaren, waarop vaak met een hamer geklopt wordt, dragen wel eens een beslagring. Ook het splitsijzer is doorgaans kegelvormig, al dan niet met een verdikking of een haak aan het uiteinde; niet zelden is er een gaatje door het dik uiteinde geboord om het werktuig aan een koordje te kunnen hangen. Het meet zo'n 15 cm. Er bestaan ook gootvormige splitsijzers waarin een streng kan glijden. Voor staalkabel wordt een plat splitsijzer gebruikt, dat soms voorzien is van een haak (3). Op een zeemansknipmes vindt men altijd een dun, vaak licht gebogen splitsijzer. Zie ook zeilpriem. Te onderscheiden van het poothout en het wetstaal. [MOT] (1) "De timmerman doet het ook wel met zijn passer" (DEGROOT: 18). (2) Vgl. mandenmakerspriem. (3) DE BOER & SCHAAP: 73.
Sponboor (v.)
Avegaar om het spongat in een ton te boren of te verbreden (vgl. sponzaag en snijpasser (hout)). De meest gebruikte sponboor is een korte schulpboor (zie glossarium) van ca. 20-25 cm, die een vooraf geboord gat verbreedt. Soms eindigt ze in een schroefboor of een slingerboor; ze boort dan zelf het eerste gat. Een jongere vorm is de messponboor (1). Ze heeft een kegelvormig boorijzer (2) met één of twee overlangse spleten waarvan een zijde snijdt of waarin een mes bevestigd is. De messponboor met twee spleten snijdt tweemaal (twee messen) terwijl de schulpboor eenmaal snijdt. Op sommige van die messponboren staan de doorsneden van de spongaten aangeduid. De kegelvormige raspsponboor heeft tandjes over heel haar oppervlakte zoals een rasp. Ze wordt vooral gebruikt om een spongat wat te verbreden of effen te raspen. Een combinatie bestaat in de sponboor met raspvormig bovenuiteinde (3) en de raspvormige schroefboor (4). [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. Fr. bondonnière à couteau (BRUNET...
Spongatborstel (m.)
De spongatborstel is een licht conische, korte (ca. 20-25 cm) borstel met stugge haren die aan een getorste metaaldraad zijn bevestigd. Deze is verbonden aan een T-vormig houten of metalen handvat (ca. 15 cm breed). De brouwer kon het werktuig zelf samenstellen. De haren gelijken enigszins op die van een vlampijpborstel, die veel langer is. Tussen verschillende brouwsels worden recipiënten zoals biertonnen grondig gereinigd. De conische vorm van deze borstel is ideaal om aangekoekte resten van vorige brouwsels aan het spongat te kunnen verwijderen en om het spongat opnieuw goed te kunnen afsluiten voor een volgend brouwsel.  (1) QUICKE: 277 sv 'spongatborstel' toont twee andere afgeronde modellen van borstels die hetzelfde doel dienen.
Sponningschaaf (v.)
De beitel van een sponningschaaf (1) steekt onderaan en aan één zijde van het blok uit om een sponning uit te schaven. Het blok heeft een aanslag of een verstelbare geleider om de breedte van de sponning te bepalen, en een aanslag of een tweede geleider om haar diepte te bepalen. Vaak snijdt een voormes, d.i. een voor de beitel rechtstaand mes, de rand van de sponning af. Sommige sponningschaven hebben een handvat. Bij de Japanse sponningschaaf (2), die niet noodzakelijk is voorzien van een geleider, zit de schaafbeitel schuin in het blok zodat de hoek tussen de twee snedes juist gelijk loopt met de zijde van het blok. Er bestaan verschillende varianten op de Japanse sponningschaaf die allen zowel een linkse als een rechtse snede hebben. Zo bijvoorbeeld het model dat een sponning schaaft waarbij de zijkant 45° bedraagt. De sponningschaaf is te onderscheiden van de bredere bossingschaaf. [MOT] (1) Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen een kleine sponningschaaf met aanslagen (glassponningschaaf)...
Sponsleutel (m.)
Inbussleutel waarmee een spon in een houten ton, of een sluitdop in een ijzeren ton aan- of losgedraaid wordt. Voor ijzeren tonnen en voor carters (1) bestaan z.g. universele sponsleutels met een tiental werkende delen en voor brandbare stoffen, sponsleutels van brons. Zie ook de spontrekker. [MOT](1) Voor het uittrekken van aftappluggen van oliereservoirs zoals carters bestaat ook een ringsleutel voor aftappluggen.
Spontrekker (m.)
De spontrekker is een handwerktuig dat gebruikt wordt om de spon uit het spongat te trekken. Het bestaat uit een schroefdraad die losdraait in het midden van een U-vormig ijzer en een kruk. De schroefdraad wordt in de spon gedraaid totdat het U-vormig ijzer tegen de duigen komt. Wanneer men nu verder draait, wordt de spon uit het gat getrokken. Een hamervormig model is gecombineerd met een sponsleutel. Zie ook kurkentrekker. [MOT]
Sponzaag (v.)
Handwerktuig om een rond gat, o.m. een spongat (vgl. sponboor en snijpasser) uit te zagen. Het bestaat uit een zaagblad rond een cilindervormig stuk hout gedraaid waardoor een kruk gestoken wordt. In het midden van de doorsnede steekt een ijzeren punt die als centrum dient wanneer het werktuig gedraaid wordt. Soms is de punt door een schroef vervangen. De punt wordt in de duig geduwd of in een vooraf geboord gaatje gestoken. De sponzaag wordt dan gedraaid zoals een gewone avegaar zodat een schijfje uitgezaagd wordt. Soms is het mogelijk dat schijfje uit de sponzaag te duwen door middel van een stangetje (1). Op sommige sponzagen is een losse knop op het bovenuiteinde bevestigd, zodat het werktuig een soort borstavegaar wordt.[MOT] (1) PAULIN-DESORMEAUX: 91.
Sponzenknijper (m.)
Werktuig dat bestaat uit een klem van ijzerdraad of ijzerplaat, bevestigd aan een plastic of houten steel (ca. 50-150 cm) en waarin men een spons kan klemmen. Zo kan men bv. makkelijk hoge vensters wassen en moet men niet rechtstreeks met de handen in het water. Vaak is de sponzenknijper gecombineerd met een ruitenwisser. [MOT]
Spoorwieltje (o.)
Imkerswerktuig dat bestaat uit een metalen wieltje (ca. 2 cm doorsnede) met gegroefde tandjes, bevestigd aan een recht hecht. Het insmelten van kunstraat (ook waswafel genoemd) in het met metalen draden opgespannen raam gebeurt door vlug met het warm gemaakte spoorwieltje over de draden te rollen (1). Sommige modellen zijn voorzien van een koperen afgerond blokje om het wieltje langer warm te houden. Er bestaat ook een model waarbij het wieltje in een hoek van 90° staat ten opzichte van het handvat. [MOT] (1) Met de platte of ronde kant van het spoorwieltje wordt bij spleetramen aan de bovenlat het doorstekende gedeelte van de raat platgestreken en zo vastgezet.
Spuitzak (m.)
Linnen, nylon of plastic puntzak (ca. 30-45 cm) voorzien van een kegelvormige tuit in verschillende maten (diam. ca. 0,5-2 cm), vormen (1) en materialen zoals blik, plastic, roestvrij staal en nylon die de banketbakker gebruikt om deeg te spuiten. Soms is er een ophanglus of gat voorzien aan de bovenkant van de zak om deze, na gebruik, te drogen. Op de gevulde spuitzak wordt druk uitgeoefend met de vingers en de palm van één hand. Met de andere hand wordt het tuitje geleid. Zo kan men makkelijk de vulling in verschillende patronen, afhankelijk van de maat en vorm van het tuitje, aanbrengen. Ook de spuitzak is in verschillende formaten te krijgen. De grootste zijn bestemd voor het spuiten van schuim (2) en soezendeeg. Middelgrote zakken worden gebruikt om slagroom te spuiten. De kleinste zijn voor glazuur. Hiervoor gebruikt de kok ook wel eens papieren weggooi-kornetten. De spuitzak wordt tevens voor allerhande versieringen met mayonaise, room, aardappelpuree (de z.g. pomme duchesse),...
Staalbandspanner (m.)
Nieuwe fiche in opbouw. Zie ook de staalbandtang [MOT]
Staalbandtang (v.)
De staalbandtang is een metalen handwerktuig om de uiteinden van staalband op spanning te brengen en vast te klemmen. Stalen, tegenwoordig ook plastic, omsnoeringsband wordt rond producten of verpakkingen gesnoerd om deze vast te houden. Vaak zit hij rond verpakkingsdozen op een pallet gesnoerd. Een symmetrisch model met gleufvormig werkend deel snijdt inkepingen in de afdichting en buigt de lipjes op de uiteinden gericht om, om beide uiteinden stevig aan mekaar te klemmen. De pakker houdt het werkend deel loodrecht ten opzichte van de staalband en trekt de armen naar mekaar toe. Een ander model krimpt en verzegelt de uiteinden om maximale wrijvingskracht te bieden. De staalbandtang is vergelijkbaar met de staalbandspanner maar dient doorgaans voor lichter werk. Sommige modellen voor zwaarder snoerwerk zijn assymetrisch en voorzien van een zijdelingse steunplaat als extra hefboom. Door zijdelingse druk uit te oefenen met beide armen, kan de pakker zijn volle gewicht inzetten. Zie ook...
Staartbrandijzer (o.)
Nadat de staart van trekpaarden met de staartsnijder is afgeknipt, wordt de wonde met een staartbrandijzer gebrand. Om het bloeden te stoppen, wordt het verhitte ijzer 8 à 10 seconden met het ringvormige uiteinde tegen de wonde gedrukt, zo dat het over de lichte uitstulping van het staartbeen past. Deze handeling wordt eventueel herhaald tot er geen bloed meer ontsnapt.Het staartbrandijzer is een variant op het schroei-ijzer of cauteriseerijzer waarmee ook bij de mens het bloeden werd gestelpt. [MOT]
Staartsnijder (m.)
Handwerktuig dat de hoefsmid gebruikt om bij trekpaarden de staart tot na het staartbeen af te knippen (1). Het is tangvormig met relatief lange (ca. 30-40 cm) armen, met of zonder houten handvatten. De éne kaak is U-vormig uitgesneden en is hol opdat het snijblad op de andere kaak erin past; uitzonderlijk is ze van hout (2). De staart wordt net na het heiligbeen afgeknipt, zodat hij niet meer terug kan groeien. De wonde wordt met een staartbrandijzer uitgebrand. [MOT] (1) N.L.I.: s.v. brûle-queue, vermeldt dat de staart van het paard werd afgesneden nadat het een beroerte had gekregen. (2) STOQUART: 23.
Staarttrekmes (o.)
Hoewel ook gebruikt in plaats van het hol trekmes om smalle holronde vlakken te bewerken, dient het staarttrekmes (1) hoofdzakelijk om het binnenste van een ton glad te schaven. De ambachtsman drukt het werktuig tegen het hout met zijn linkerhand en trekt met zijn rechterhand. Het is een trekmes (zie glossarium) met half-cirkelvormig of cirkelvormig (2) kort blad waarvan het ijzer in een dille eindigt. Een ander model heeft een recht of gebogen blad en beugel, die overgaat in twee angels, die al dan niet zijn samen gesmeed. De houten steel is 20-40 cm lang. Tenslotte kan het een gebogen blad (ca. 10 cm bij 4 cm) zijn dat haaks op het uiteinde van een stang (ca. 20 cm), al dan niet met dille, is gesmeed. De houten steel is hier ca. 40-45 cm lang. Het werktuig onderscheidt zich van de steelschraper door het feit dat het vlak van het blad en dat van het bewerkt stuk hier nagenoeg evenwijdig zijn. In tegenstelling tot het lepelmes wordt met het staarttrekmes asgericht gewerkt. Het Japanse...
Stamper voor voedselmolentjes (m.)
Houten stamper gebruikt om voedsel in de trechter van een molentje (bijv. vleesmolen, raspmolentje, enz.) te drukken.De stamper neemt steeds de vorm aan van de trechter van het molentje waar hij bij hoort. Zo bestaan er cilindervormige, kegelvormige en parallelepipedumvormige stampers.De kegelvormige stamper is te onderscheiden van de kegelvormige stamper van de pureezeef, die kleiner is, en de vorm voor kartonnen dozen. De cilindrische stamper is te onderscheiden van de houten steenhouwersklopper. [MOT]
Startersleutel (m.)
Dubbele 12-kantige ringsleutel op het einde van een boogvormige stang. De vorm van die stang maakt het mogelijk moeilijk te bereiken moeren los en aan te draaien. De startersleutel bestaat in verschillende maten (10-22 mm). [MOT]
Steekbeitel (inlegwerker) (m.)
Steekbeitel die door de inlegwerker en de vioolbouwer gebruikt wordt om de groef, waar een inlegstuk in aangebracht zal worden, uit te steken. Hij heeft een in doorsnede rechthoekig blad dat op het einde omgebogen is en waarvan het uiteinde haaks aangeslepen is. [MOT]