Terwijl het gevormde brooddeeg aan het rijzen is, wordt de oven aangestoken en opgewarmd. Dat duurt ongeveer een half uur tot één uur afhankelijk van de grootte van de ovenruimte.
brandstof
Als brandstof neemt men droog snoeihout van zo'n 1-3 cm dikte. Eik, beuk en haagbeuk blijken het best geschikt te zijn omdat ze veel hitte en weinig rook geven. Andere gebruikte houtsoorten zijn den, berk, wilg of populier. Vroeger werd evenwel elke lichte brandstof die in de streek beschikbaar was, aangewend zoals stengelafval van vlas, gedroogde hopranken en aardappelloof. Gebruik nooit geschilderd of behandeld hout. De gassen zijn schadelijk.
het beleg van Jeruzalem uitgebeeld (uit Het Oude Testament: EZECHIËL Hoofdstuk 4, vers: 12-15)
12. In de vorm van gerstekoeken moet ge uw voedsel eten; ge moet die koeken voor aller ogen bakken op de droge uitwerpselen van mensen.
13. En Jahwe zei: "Op dezelfde wijze zullen de Israëlieten onreine spijzen eten, wanneer Ik ze verstrooid heb onder de heidenen, naar wier land Ik ze zal drijven."
14. Maar ik zei: "Ach, Heer Jahwe, ik ben nog nooit onrein geweest en van jongs af heb ik nog nooit het vlees van gestorven of verscheurde dieren gegeten, en mijn mond heeft nog nooit onrein vlees geproefd."
15. Toen zei Hij tot mij: "Goed dan, Ik sta u toe, rundermest te gebruiken in plaats van menselijke uitwerpselen; bereid daarop dan uw brood."
Men begint met een klein vuurtje vooraan in de oven. Als dit goed brandt kunnen er takken worden bijgelegd. Als het vuurtje wat groter is geworden kan het met het rakelijzer meer naar achter worden geschoven. Naarmate het vuur brandt wordt het gevoed met meer hout. Er mag echter niet te veel hout ineens in de oven gestoken worden want dat geeft een onvolledige verbranding en dus rook, assen en houtskool. De takkenbossen worden dan ook meestal losgemaakt en de takken in kleine bosjes in het vuur geworpen. In grote ovens kunnen takkenbossen die met een wis, en dus niet met ijzerdraad, gebonden zijn in één keer in de oven worden geschoten met behulp van een takkenbosvork.
De kunst bestaat er in overal in de oven vuur te krijgen zodat hij gelijkmatig opgewarmd wordt. Door het brandende hout langs de zijkanten van de oven te leggen gaan de vlammen mooi langs het gewelf lopen tot ze elkaar tegenkomen en naar beneden afbuigen. Dit effect geeft niet alleen een mooi schouwspel maar zorgt er ook voor dat de vlammen zo lang mogelijk in de oven blijven.
rakelijzer maken
Een rakelijzer moet je hebben om te stoken. Vind je er geen oude, maak er dan één met een stuk plat ijzer, een betonijzer en een stok. Kijk naar de tekening. De steel moet wel lang genoeg zijn.
Als de oven warm genoeg is voegt men geen hout meer toe en verspreidt men de kooltjes over de vloer die op die manier ook gelijkmatig opwarmt.
De oven wordt gestookt totdat de temperatuur 200-250° bedraagt, d.i. totdat de hemel van het ovengewelf een witte kleur heeft. Daarvoor zijn, afhankelijk van de houtsoort, de grootte van de takkenbossen en van de oven, vier tot acht takkenbossen nodig.
Tips:
Om te testen of de oven op temperatuur is, waren er verschillende middeltjes. Soms werd er een brood in de oven geplaatst waarin een korenaar stak. De korenaar moest bruin worden, kleurde hij zwart dan was de oven te heet.
Men kon ook in de oven spuwen: als het speeksel in de lucht verdampte, was de temperatuur te hoog; verdampte het niet onmiddellijk wanneer het viel, dan was de oven niet warm genoeg.
Men kon ook een pluim in de oven steken: als de pluim verschroeide dan was de oven goed warm. Soms werd een stuk papier in de oven gestoken: vloog het papier onmiddellijk in brand, dan was de oven te heet. Nog anderen strooiden een beetje bloem op de bakvloer aan de ovenmond. Werd ze zwart, dan was de oven te warm, bleef ze wit, dan was hij niet warm genoeg. Ze moest onmiddellijk rood worden.
Tegenwoordig bestaan er speciale thermometers die men in de oven kan aanbrengen.
Het bepalen van de juiste oventemperatuur is voor een groot deel een kwestie van feeling en ervaring. Verschillende factoren kunnen het stoken beïnvloeden, zoals de buitentemperatuur, het gebruikte brandhout, de rustperiode tussen twee baksessies enz.
Als de oven heet gestookt is, dan worden de kolen en de as met het rakelijzer uit de oven gehaald en eventueel opgevangen in de doofpot. Men kan de gloeiende kolen ook naar de zijkanten van de oven duwen en daar verder laten smeulen. Voor het inschieten van het deeg wordt de ovenvloer soms gereinigd met een natte stokdweil.
Bij het stoken staat de ovendeur open, ze wordt pas gesloten na het inschieten van het deeg.
foto Dirk Peusens
houtskool
Houtskool werd voor allerlei doeleinden gebruikt: filtreren, tekenen, kruit maken enz. Ze diende ook als brandstof (zoals in onze barbecue) in allerlei komfoortjes en bedwarmers.
Het groot voordeel van houtskool is immers dat ze goed warmt en weinig rook ontwikkelt.
Gespecialiseerde houtskoolbranders produceerden houtskool op grote schaal in z.g. mijten. De huisvrouw en de bakker rakelden de gloeiende kolen uit de oven in een doofpot. Door gebrek aan zuurstof konden ze daar niet uitbranden en verkoolden ze.
Om het even welke -niet brandbare!- pot met deksel kan als doofpot dienen. Probeer maar. Let wel op! de wanden worden heet.
wassen met as (uit DAVID J.: 12)
De as uit je oven kan je in de tuin strooien maar kan nog op andere wijzen nuttig zijn, bijv. als wasmiddel.
Het oudste wasmiddel, dat tijdens de laatste wereldoorlog nog veel gebruikt werd, is de loog, een oplossing van potas (kaliumcarbonaat), en meer bepaald van houtas.
Nu de zeep als schaarscher en schaarscher wordt, moeten we naar allerlei middelen uitzien om ze te vervangen. Houtassche kan daarvoor dienen. Men moet zeer zuivere houtassche hebben, dus voortkomend van hout dat niet bevuild was. Best is de assche van eiken- of van fruitbomenhout. Hout dat aan waterkanten groeit, is minder rijk aan de bestanddeelen die bij de was reinigend inwerken.
Voor een was van 4 personen en 4 weken, volstaat een halve emmer assche. Deze moet uitgeloogd worden. Daartoe doet men ze in een zak, die zo dicht mogelijk moet wezen. Men giet men er langzaam lauw water door en laat in een zuiveren ketel uitdruppen. Hoofdzaak is dat het uitgeloogd water proper zij. Hierom is het goed de zak met assche te doen in een mand, waarvan de wanden en bodem met een dichte laag zuiver stro belegd zijn.
Het uitgeloogde water is zeer goed om de eerste maal met de machine te wassen. Het meeste vuil gaat er dan reeds mee af. Daarna wast men een tweede maal, nl. met licht zeepsop". Aldus Praktische wenken, een handleiding voor huisvrouwen, dat te Leuventijdens de Tweede Wereldoorlog (1942) uitgegeven werd.
Het gebruikt loogwater diende vroeger om de melkemmers en -teilen, de koffiepotten, de aarden en blikken potten te reinigen: men dompelde ze er een tijdje in, en borstelde ze dan af. Daarna werd het loogwater op de mesthoop gegoten om de as - een meststof - niet verloren te laten gaan.