nodig
foto Aimé Smeyers
Metsel de muren van de bakoven tot de gewenste muurhoogte op. Verhoog de (punt)gevel van de ovenmond volgens de gewenste dakhelling. De achtermuur kan eveneens tot een puntgevel opgemetseld worden of bestaan uit een dakstoel, het getimmerte waarop het dak rust, die je achteraf eventueel kan dichttimmeren met houten planken.
Het dakgebinte (type zadeldak) begint bij het plaatsen van muurplaten die op het metselwerk worden bevestigd met speciale bandijzers of bouten. In de nok wordt een nokbalk ingemetseld of eventueel met een dakstoel ondersteund. Op de muurplaten worden de kepers bevestigd die schuin oplopen van de dakvoet naar de nok. Bij kleine dakvlakken, niet hoger dan 2,5 meter moeten de kepers niet (loodrecht) ondersteund worden door gordingen.
De eerste keper wordt tegen de binnenzijde van de puntgevel geplaatst. De andere kepers liggen op ca. 40-50 cm (hart op hart, dit is van het midden van de ene keper tot het midden van de andere keper gemeten) van elkaar.
foto Gerrit Van den dries
Dwars op de kepers worden de panlatten genageld en daar komen uiteindelijk de pannen of de leien op te liggen. De afstand tussen de panlatten bedraagt tussen 25 en 30 cm zodat de dakpan een voldoende overlapping heeft. Kijk dat eerst eens na voordat je de panlatten vastspijkert.
Tips:
Kies je voor het bouwen van een bakhuis, dan trek je de zijmuren van het bakhuis best op tot een hoogte van minimum 1,80 meter. Zo heb je tijdens het stoken en bakken voldoende bewegingsruimte.
Metsel beide puntgevels (afhankelijk van de dakhelling) op. De gevel waarin de ovenmond zich bevindt moet, samen met de schoorsteen, verder tot de gewenste hoogte opgemetseld worden.
De kepers van het dak moeten bij een bakhuis van grote afmetingen (loodrecht) ondersteund worden door gordingen (tussenafstand ca. 150 à 250 cm afhankelijk van de helling van het dak en de houtsoort).