De tandschaaf dient om twee vlakken die samengelijmd moeten worden, ruwer te maken opdat de lijm zou houden; ook om zeer harde houtsoorten te bewerken (1).
Het is een kleine blokschaaf waarvan de nagenoeg verticale beitel over de helft van zijn lengte, aan de bovenzijde, kleine evenwijdige groefjes vertoont zodat de snede getand is (2).
Zie ook steilblokschaaf. [MOT]
(1) FELIBIEN: 187.
(2) BERGHUIS b: 56 onderscheidt een grove van een fijne tandschaaf.