De hooihark is een houten of ijzeren - nu ook aluminium - werktuig, ca. 35-150 cm breed (5), met rechte of gebogen tanden. Het werkend deel (6) staat haaks of schuin op de ca. 150-165 cm lange steel. Nu bestaan er ook hooiharken waarbij de richting van de balk instelbaar is. Het aantal tanden, met een lengte van ca. 10-20 cm en een onderlinge afstand van ca. 5 cm, varieert van zes tot twintig of meer. Soms steken de tanden door de balk zodat beide zijden van het werkend deel gebruikt kunnen worden. Vaak verstevigt een schuin stuk of een beugel de verbinding tussen het werkend deel en de steel, of is de steel zelf gaffelvormig of gespleten. Bij het breedste (ca. 150 cm) ijzeren model (7) is een al dan niet verschuifbaar D-vormig handvat, voor de tweede hand, voorzien.
Een ander breed (ca. 100-200 cm) model, ook hooitrekhark genoemd, wordt ook gesleept. Vaak wordt dan een riem of hulpstuk voorzien om het trekken te vergemakkelijken (8). Het model met twee grote wielen (1,55 m breed), dat in het begin van de 20ste eeuw te koop aangeboden werd, schijnt weinig succes gekend te hebben (9).
Zie ook gazonhark. [MOT]
(1) Er bestaan ook bespannen hooiharken op wielen.
(2) De hooihark wordt ook gebruikt om, na de graanoogst, de nog op het veld liggende halmen te verzamelen. Men spreekt dan vaak van trekker of armenjager.
(3) Het betreft hier de hooihark waarbij de tanden door de schuine, ten opzichte van de steel, balk steken (LINDEMANS: 1.459).
(4) De vlasser en de hopteler gebruiken een gelijkaardige hark, respectievelijk vlashark en hophark genoemd, om de vlasafval bijeen te harken en om de hop van de droogtafel te trekken.
(5) Er bestaat een model waarbij de breedte van de hark en tevens de afstand tussen de tanden regelbaar is (''Larousse agricole'': 2.469).
(6) Onder meer in Italië, in de omgeving van Parme, is de hooihark, ca. 10cm boven het werkend deel, voorzien van een steun om het hooi bijeen te houden (BOITARD: s.v. râteau à support, 74).
(7) Ook wel Amerikaans model genoemd.
(8) ''Larousse agricole'': 468 en BARRAL & SAGNIER: 418. ELOY: 311 noemt dit een sleephandhark.
(9) Geo Sillcox. Brussel. ''Machines agricoles'', ca. 1900: 26.