De beslagbijl dient tot het beslaan van stammen en zware stukken hout. Ze wordt ook soms aangewend om een boom te schillen.
Deze bijl weegt ca. 1,5-3,5 kg en is gekenmerkt door een breed blad (tot 40 cm) met één vouw en dikwijls een lange dille. De steel is 25-40 cm lang en wordt met één of beide handen gevat.
De stam wordt eerst gesmet (zie smetlijn) om de te bekomen vorm aan te duiden. Indien weinig hout verwijderd moet worden, gaat de timmerman aanstonds te werk met de beslagbijl; hij staat naast de stam en hakt dus in de richting van de vezels. Wanneer het spint te dik is, hakt hij er kepen in met de aks (1) tot ca. 0,5-1 cm van de lijn; de afstand tussen de kepen (90-180 cm)(2) hangt van de houtsoort af en ook van het stuk (rechte vezels of niet). Het hout tussen de kepen wordt dan weggehakt met de aks. Het ruw vlak wordt tot tegen de lijn met de beslagbijl effen gehouwen. De beslagbijl is hét werktuig van de (scheeps)timmerman (3).
Het werktuig is te onderscheiden van de timmermansbijl. [MOT]
(1) Volgens SALAMAN: 24 wordt daarvoor soms een holle dissel met rechthoekige zijden gebruikt.
(2) B. v. JOUSSE 1751: 6.
(3) Zie de benamingen bijlhouwer (SOPERS: 37), bijl (VAN LENNEP: 49), maître de la hache (AUBIN: s.v. hache) die de scheepstimmerman aanduiden. Zie ook onder aks.