Kleine spade waarmee men suikerbieten rooit. Ze bestaat uit een plat, al dan niet versterkt met een rib, of holrond blad (ca. 14-22 cm) waarin een T-, D- of L-steel (ca. 28-40 cm) steekt. Soms is de snede van het blad V-vormig.
Het werktuig wordt met één hand achter de biet gestoken en achterovergeduwd terwijl de plant met de andere hand uit de grond getrokken wordt.
Zie ook bietenrooivork en bietenrooitang. [MOT]
MOT V 93.0191