Gustaaf Vannoppen-Moens liet in 1908 woning met bakhuis langs de achterzijde bouwen. De kareelsteen hiervoor werd ter plaatse gebakken. Het bakhuis is een kapelvormig gebouw. Het grootste deel bestaat uit een wagenhuis. Het overblijvende deel bestond uit de bakoven achteraan en het varkenshok voor twee varkens vooraan. Om de ovenmond te bereiken moest men in het wagenhuis binnengaan. Het brooddeeg werd bereid in de keuken bij de kachel, in de baktrog ('moelle'). De 'moelle' werd afgedekt met een 'moelleberd', wanneer er geen deeg bereid werd. Zo had men dan ook een tafel. Het 'moelleberd' diende ook om de broden van de keuken naar de oven te brengen. Tussen de zolder, boven de bakoven, en het varkenshok was een kleine ruimte, waar de pikken om het graan te oogsten ingestoken werden. Op de zolder (boven het bakhuis), die men met een deurtje langs de buitenzijde betrad, werden de 'hetzels' hout gestapeld. Er werd korenbrood voor de dieren, en wit brood met zemelen voor de mensen gebakken. Soms werd er ook kramiek gebakken; Taarten behoorden niet tot de voeding van die arme tijd. (Henri Vannoppen)