uit het recente boekje "Het rurale erfgoed", collectie Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, nr. 49, red. Marc Meganck, 2009. P. 39 staat er als tekst onder Bakhuizen "Tot het einde van de 18de eeuw gebruikte het merendeel van de dorpsbewoners de bakoven, die toebehoorde aan de lokale heer. Dit collectieve gebruik werd later voortgezet met de gemeenteovens. Sommigen landbouwbedrijven hadden hun eigen bakhuis. Dit was een bescheiden gebouwtje dat apart stond van de rest van de boerderijgebouwen om het risico op brand te verminderen. Het had doorgaans een rechthoekig grondplan en was opgetrokken uit baksteen of zandbreuksteen en bedekt met een zadelvormig pannendak. De eigenlijke broodoven bestond uit een halfcirkelvormig lichaam met overkoepelend dak dat volledig in het bakhuis was ingebouwd of er gedeeltelijk uitstak. Het bakhuis had een werkruimte voor de oven waar het deeg werd gekneed en de gebakken broden konden afkoelen, evenals een opslag- en droogruimte voor het brandhout. In het Brussels gewest zijn er nog enkele bakhuizen bewaard: in de hoeve Den Bels (Neder-Over-Heembeek), het Hof ter Cawerschueren en het Hof ter Musschen (Sint-Lambrechts-Woluwe) en het Hof ter Biest (Anderlecht)." (Wim Van der Elst)