Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 7,231 - 7,240 15,395 resultaten gevonden
Melkplaat (v.)
Bij het koken van melk en andere schuimende vloeistoffen ontstaan er luchtbellen. Ze ontwikkelen tot een stevig schuim dat steeds groter wordt en stijgt zodat uiteindelijk de melk overkookt. Het melkplaatje gaat deze schuimontwikkeling tegen door de op de bodem ontstane luchtbellen naar een kleine opening te leiden en te breken. Een melkplaat bestaat uit een hol en rond (diam. ca. 7-9 cm) geribd plaatje van glas, porselein, geëmailleerd- of vertind plaatijzer. Een uitsparing of tuitje is voorzien respectievelijk in de zijkant of bovenaan het plaatje. Een ander model is, in het midden van het plaatje, voorzien van een lang buisje dat de luchtbellen tot boven de melk leidt (1). Een hoog model heeft de vorm van een omgekeerde trechter met onderaan enkele kleine inkepingen. Bovenaan is het voorzien van een rand in de vorm van een champignon. Als de melk kookt stijgt ze in de omgekeerde trechter en loopt over de boord weer in het pannetje (2). Voor hetzelfde doel kan men ook een melkkoker,...
Mesthaak (m.)
De mesthaak (1) is een haak met meestal 3 à 4 (2) ronde, puntige, ijzeren tanden (ca. 10-25 cm), en dille, die ongeveer haaks gebogen staan ten opzichte van een lange (ca. 120-200 cm) houten steel. De mesthaak dient om aangestampte stalmest los te trekken, de stalmest van een geladen wagen op het veld te trekken en daarna gelijkmatig te verspreiden (3) (zie ook mestvork). De mesthaak kan tevens gebruikt worden voor het oppervlakkig losmaken van de grond (vgl. klauw met lange steel) en het uittrekken van kweekwortels over kleine oppervlakten; ook om sloten van waterplanten te ontdoen (4). Zie ook paardenmesthaak en sloothaak. [MOT] (1) V.A.W.P.: 2.591 noemt dit werktuig ook een krauwel. (2) Er zouden ook mesthaken met twee tanden bestaan (GOOSSENAERTS: s.v. mesthaak; JEWELL: 73). (3) Volgens VAN HULLE uit DAVID 1975: 240 is het makkelijker om mest open te trekken of een stal uit te mesten met de mesthaak dan met de mestvork. (4) LOGAN: 50; DAVID 1975: 240. Ook wel walhaak of heinhaak genoemd.
Mestvork (v.)
In de stal wordt de mest met behulp van een mestvork in hoopjes getrokken (1). Ze wordt ook gebruik voor het opladen en spreiden van deze stalmest. De tuinier gebruikt ze om de composthoop uit te spreiden. De mestvork telt 4 à 6, vierkante of ronde, puntige, licht gebogen, ijzeren tanden (ca. 30-35 cm) en een rechte houten of ijzeren steel (ca. 80-150 cm), al dan niet eindigend op een T- of D-greep. De verbinding tussen werkend deel en steel is door middel van een dille, een angel of twee veren (2). Te onderscheiden van de aardappelrooivork die kortere (ca. 20-30 cm), brede, platte of in doorsnede driehoekige tanden heeft. De tanden van de mestvork zijn iets meer gekromd dan deze van de aardappelrooivork. Zie ook mesthaak. [MOT] (1) Volgens V.A.W.P.: 3.69 wordt ook het ligstro ermee opgeschud. (2) Bv. LOGAN: 50.
Mestkrabber (m.)
Om in een stal de goot achter de veestanden - groep, grep of grup genoemd - schoon te schrapen, gebruikt men een mestkrabber. De breedte van het werkend deel is ongeveer gelijk aan de breedte van de groep. Het werktuig wordt ook soms gebruikt om de paardenstal of het kippenhok uit te schrapen of op straat om de uitwerpselen van trekdieren of modder te verzamelen. De mestkrabber bestaat uit een houten plank (1) maar meestal uit een stalen plaat (ca. 15-50 cm bij 15 cm) al dan niet met een haaks gebogen (ca. 4 cm) bovenrand en dille; uitzonderlijk is haaks in het midden van het blad een beugel met dille voorzien. In de dille steekt een steel van ca. 150-180 cm. In de catalogus van J.-C. Tissot (2) wordt een gelijkaardig werktuig aangeboden bestaande uit een houten plank (ca. 50, 60, 70 of 80 cm) met rubberen rand, waarvan de stand gewijzigd kan worden. De steel zou verstelbaar zijn. De tuinier gebruikt het om modder en dergelijke bijeen te schrapen. Zie ook hak en klauwkrabber. [MOT] (1)...
Metaalponstang (v.)
In metalen platen drijft men een gat met een doorslag. Voor dunne platen (tot 0,5 mm) kan men de metaalponstang gebruiken. Deze lijkt sterk op de holpijptang, maar de holpijp is vervangen door een verwisselbare hippel, d.i. een stalen cilindervormige pen (diam. ca. 1-8 mm). Het materiaal is immers vaak te hard voor een holpijp. Op de andere kaak zit een holle cilinder waar de hippel in past. Een bladveer opent de tang automatisch. Voor bijzondere bewerkingen zoals bijvoorbeeld het ponsen van spatborden maakt men gebruik van een spatbordponstang. [MOT]
Mestbijl (v.)
Bijl met hoog (ca. 30 cm), zwaar en dik (ca. 4 mm) ijzeren blad en boogvormige snede, dat door middel van een oog of dille verbonden is aan een houten steel (ca. 90 cm). De mestbijl wordt gebruikt om de aangestampte mest -in de potstal of buiten - door te hakken, dit in tegenstelling tot de zodensteker waarmee gestoken wordt. Zie ook zodenbijl. [MOT]
Malietang (v.)
De schoenmaker zet de malie of de nestel op de veter met een malieroller of met deze malietang. Hij plaatst dit ijzeren bandje op de veter om het uitrafelen te voorkomen en het rijgen te vergemakkelijken. De kaken zijn licht uitgehold voor de ronding van de nestel. [MOT]
Moersleutel (verstelbare) (m.)
Moersleutel (zie glossarium) met verstelbare bek die - binnen bepaalde grenzen - elke maat van een vier- of zeskantige moer of kopbout kan vatten. De bek staat ofwel haaks op de steel of in een standhoek van ca. 15°. Deze laatste modellen zijn meestal lichter met een kleinere bek. Beide kenmerken vergemakkelijken het gebruik in nauwe ruimtes. Afhankelijk van het model is de bek op verschillende manieren verstelbaar. Bij modellen waarvan de bek haaks op de steel staat, wordt het verstelbare deel, dat zich parallel langs de steel verplaatst, ingesteld door een wig (bv. MOT V 88.0745 a-c3) (1), een draaispil aan de steel (bv. MOT V 2011.0485, MOT V 90.0245) (2) of een tandreep aan de zijkant van de steel waar een stelmoer over draait (bv. MOT V 84.0476) (3). De stelmoer kan ook vervangen zijn door een hefboom (bv. MOT V 97.0259) (4). De draaispil kan zich ook in de steel bevinden. De bediening gebeurt dan met een stelmoer (5) of met een draaiend handvat (bv. MOT V 91.0772). Bij deze laatste...
Miniatuurbeitel (m.)
De miniatuurbeitel wordt hoofdzakelijk gebruikt door de beeldhouwer (steen) om kleine stukjes steen weg te slaan of voor het aanbrengen van het fijnere detailwerk. De steenhouwer gebruikt de miniatuurbeitel veelal voor detailwerk, bijvoorbeeld om (holle) sierlijsten vorm te geven en bij te werken. De miniatuurbeitel is een fijne geheel metalen beitel (ca. 16-23 cm lang) met soms zeer smalle (ca. 4-30 mm) (1) afgeronde snede. Hij is te onderscheiden van sommige modellen bordijzers waarvan de hoeken afgerond zijn. [MOT] (1) Volgens ''Taille de la pierre'': 58; volgens ROCKWELL: 43 is de gebogen snede ca. 0,5-2 cm lang.
Metselaarstroffel (m.)
Handwerktuig dat dient om mortel te mengen, te scheppen en uit te strijken over stenen, muren, vloeren, plafonds, enz. Het wordt ook gebruikt om stenen af te hakken en om tijdens het voegen de afvallende mortel op te vangen. Het bestaat uit een afgerond of puntig metalen blad dat met een omgebogen steel aan een kort recht handvat bevestigd is. Het blad is meestal vrij groot (ca. 16-19 cm/10-15 cm), dit in tegenstelling tot het blad van de pleistertroffel. [MOT]