werktuig
Buigveer (v.)
De fitter hanteert de buigveer bij het maken van bochten en het buigen van
ronde pijpen en buizen, om knikken en oneffenheden te voorkomen. Het gaat
om een stalen spiraalveer waarvan de windingen zeer nauw aansluiten en één
of beide uiteindes tot een (trek)oog zijn gedraaid. De lengte en diameter
van de buigveer moeten nauw aansluiten op die van de te bewerken buis. Het
gaat vooral om dunwandige pijpen in bv. zacht koper, zink, plastic. Soms
moet men deze plaatselijk verhitten (1). Bij interne buigveren wordt de
buigveer in de pijp geschoven, bij externe buigveren wordt ze rond de pijp
geschoven. Om een interne buigveer krachtig uit een pijp te kunnen trekken,
kan er een touw of staaf aan het oog bevestigd worden (2). [MOT] (1) A.
HELING, Installatie technieken. Gereedschappen: Culemborg, 1985, 94-95.
(2) JACKSON & DAY: 271.