werktuig
Botprik (m.)
De botprik is een brede platte smeedijzeren vork met acht tot tien
geweerhaakte scherpe tanden en een dille, waarin een lange houten schacht
steekt. De visser gebruikt hem in ondiep water om paling of platvissen
zoals bot en pladijs te prikken (1). Niet alleen kan de vis niet wegglippen
door de weerhaken, hij wordt ook doorboord door de scherpe punten, waarmee
deze speer zich onderscheidt van de palingschaar, die de paling klemt. De
doorboorde vis kan best snel geconsumeerd worden. Deze visprik is verwant
aan andere harpoenen, pijlvormige werptuigen, op een schacht gestoken en
met weerhaken op de punten. [MOT] (1) V.D. (1989) en W.N.T. s.v. botprik.
Er zijn diverse regionale benamingen voor vissperen naargelang het model en
de soort vis maar deze beschrijving komt overeen met de botprik, een term
die vooral in Noord-Nederland in gebruik was. In Vlaanderen dienden deze
meertandige speren om paling te vangen, zodat diverse termen met 'paling'
of 'aal' circuleren.