Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 6,691 - 6,700 15,395 resultaten gevonden
Bossingschaaf (v.)
De bossingschaaf dient hoofdzakelijk om bossingen te schaven, d.i de schuine kanten van een paneel van bv. een deur zodat ze in de groef van de stijl en de regel sluiten. Het is een 8-9 cm brede schaaf waarvan de beitel schuin (ca. 110°) ten opzichte van de as van het blok geplaatst is. De reden daarvoor is dat er dikwijls dwars op de vezelrichting moet geschaafd worden; een bijkomend voordeel is dat de geleider hierdoor tegen het werkstuk wordt gedwongen (1). Een verstelbare geleider bepaalt de breedte (2). Meestal wordt de diepte, d.i. de hoogte van de opstaande rand tussen het kussen (het vlakke paneel) en de bossing, bepaald door een aanslag (ca. 1 cm bij 0,3 cm) (3). Sommige modellen hebben geen diepteaanslag. Hiermee bekom je een paneel zonder opstaande rand tussen het kussen en de bossing. De schaafbeitel van deze modellen heeft één enkele snede. De schaven met aanslag hebben een schaafbeitel waarvan de zijde ook voorzien is van een snede. Soms worden de vezels van de kopse randen...
Botervorm (m.)
Werktuig of recipiënt waarmee men vormen uit boter kan maken. Het kan een - meestal houten - recipiënt zijn met een motief op de bodem en/of de wanden. Soms is er een recht handvat aan één van de zijden. De boter moet zacht zijn bij het vullen en stijf voor deze uit de vorm gehaald wordt. Er bestaan ook tweedelige houten botervormen die met een pen en gatverbinding verbonden zijn en waar gesmolten boter ingegoten wordt; wanneer de boter stijf is, wordt de vorm opengemaakt (1). Nog een ander model bestaat uit een houten of plastic omhulsel (ca. 5-8 cm lang) waarin zich een beweegbaar middenstuk bevindt met een plaatje, waar al dan niet een patroon ingedrukt is. Deze botervormpjes dienen om porties voor één persoon te maken. Wanneer het van plastic is, moet het vormpje eerst in warm water gedompeld worden vooraleer het op een plak boter geplaatst wordt; wanneer het van hout is, moet het eerst in ijswater gedompeld worden opdat de boter niet zou blijven plakken. Wanneer men het botervormpje...
Bougiesleutel (m.)
Pijp- of dopsleutel om de bougies van een ontploffingsmotor aan of los te draaien. De zes- of twaalfkantige dop, eventueel langs de binnenzijde voorzien van 2 veren (1), rubber of een magneet voor het uitvallen van de bougie te verhinderen, heeft een diameter van 14, 16, 18, 21 of 26mm (2). De dopsleutel is soms een onderdeel van een set of wordt gedraaid door een T-handvat met kniegewricht. Soms heeft de bougiesleutel een beweegbare handgreep zodat beide zijden van de pijp of dop kan gebruikt worden. Soms wordt een wielmoersleutel gecombineerd met een bougiesleutel. [MOT] (1) Bv. BELZER: 13. (2) Voor 2- of 4-takt motoren (bv. voor bromfietsen) gebruikt men ook een dop met een diameter van 10 of 12 mm.
Botprik (m.)
De botprik is een brede platte smeedijzeren vork met acht tot tien geweerhaakte scherpe tanden en een dille, waarin een lange houten schacht steekt. De visser gebruikt hem in ondiep water om paling of platvissen zoals bot en pladijs te prikken (1). Niet alleen kan de vis niet wegglippen door de weerhaken, hij wordt ook doorboord door de scherpe punten, waarmee deze speer zich onderscheidt van de palingschaar, die de paling klemt. De doorboorde vis kan best snel geconsumeerd worden. Deze visprik is verwant aan andere harpoenen, pijlvormige werptuigen, op een schacht gestoken en met weerhaken op de punten. [MOT] (1) V.D. (1989) en W.N.T. s.v. botprik. Er zijn diverse regionale benamingen voor vissperen naargelang het model en de soort vis maar deze beschrijving komt overeen met de botprik, een term die vooral in Noord-Nederland in gebruik was. In Vlaanderen dienden deze meertandige speren om paling te vangen, zodat diverse termen met 'paling' of 'aal' circuleren.
Bordenwisser (m.)
Een bordenwisser is een wisser om schoolkrijt (1) van een mat, zwart geverfd schoolbord af te vegen. Hij bestaat uit een houten blok, die als handvat dient, en een borstelvlak, doorgaans een dik kussen uit vilt of samengesteld uit enkele dwarse stroken vilt (2). Traditioneel werd het krijtstof uit de wisser geklopt tegen een muur of met behulp van een houten meetlat maar inademing van overvloedig krijtstof is nadelig voor de gezondheid. Geleidelijk werd de bordenwisser daarom vervangen door vochtige doeken. De bordenwisser is te onderscheiden van sommige handborstels en van de platenborstel. Om een schoolbord te vegen, werd soms een wiek gebruikt. [MOT] (1) W.N.T. sv schoolkrijt: [schrijfstift van] 'in pijpjes gegoten gips' (2) MIDGLEY, R. & LAWTHER, G. 1982: Encyclopedie van gereedschappen: 21.
Bovenvolder (m.)
De bovenvolder wordt, al dan niet in combinatie met een ondervolder, gebruikt bij het insmeden van kragen en halzen. Hij wordt tevens gebruikt voor het verlengen van staven of banden, het opstuiken van een voetje aan het uiteinde van een staaf en om een lokale verdunning aan te brengen. De bovenvolder bestaat uit een halfronde - soms ook trapeziumvormige - hamerkop (diam. ca. 0,5-8cm) en een vlakke baan, waarin een houten steel (ca. 35-45 cm) steekt. Op de baan van het werkend deel wordt met een smeedhamer of een voorhamer geslagen. [MOT]
Bouchardbeitel (m.)
De bouchardbeitel is een steenbeitel (ca. 12-19 cm) waarvan de doorsnede (ca. 1-2 cm) rond of polygonaal is en het uiteinde bestaat uit een vierkantig, rechthoekig, cirkelvormig, driehoekig of octogonaal hoofd met puntige tanden in de vorm van vierzijdige piramides. Het aantal tanden ligt tussen 6 en 49. De steenhouwer gebruikt de beitel samen met een metalen steenhouwersklopper om oneffen vlakken natuursteen vlak te maken, en kan daarmee veel nauwkeuriger werken dan met een bouchardhamer. [MOT]
Brandstempel (m.)
Handwerktuig waarmee voorwerpen of dieren (vroeger mensen) (1), door verschroeiing worden gemerkt. Het is een metalen stempel (ca. 3-10 cm) eindigend in één of twee handvatten, op een schacht gestoken. Het werktuig kan ook bestaan uit losse letters die door middel van een bout in een houder bevestigd worden of die in een tang gevat worden. Wegens de hitte zijn handvatten en schacht doorgaans lang (tot ca. 50 cm). Het gebrande stempel is groter dan het geslagene en kan een eigendomsmerk zijn, een fabricatiemerk of een versiering. De brandstempel is nu vaak door de natte stempel met inkt of verf verdrongen. [MOT] (1) Het brandmerken van mensen werd in België slechts in 1849 afgeschaft (DE WIN P.).
Boutenschaar (v.)
Met deze zware draadkniptang kan men betonijzer doorknippen. Bij sommige modellen lopen de uiteinden van de kaken uit elkaar om het materiaal makkelijker te kunnen vatten. Vaak kan men de snijdende gedeelten van de kaak vervangen. Er bestaan ook "moerenscharen", die in feite draadkniptangen zijn met dwarse kaken. Een bijzonder model bestaat uit een beitelvormig beweeglijk gedeelte, dat de stang afknipt door het te drukken tegen het vast gedeelte. Het leger gebruikt een vouwbaar model om zware draad of afrasteringen door te knippen. [MOT]
Boezemschop (v.)
Meestal houten (ca. 40-60 cm x 15-20 cm), soms ijzeren (ca. 25x35 cm) schop (1) met opstaande randen en T-steel (ca. 65 cm) en doorgaans bovenaan het (houten) blad een leren lap. Soms is onderaan de steel een tweede handvat voorzien (2). De houten schop is doorgaans monoxiel (behalve het T-handvat). De boezemschop wordt gebruikt om water of bagger uit een sloot of vloeibare mest uit een schuit (3) te scheppen, ook, door de steen-, pannen- en tegelbakker, om water te gieten over de klei tijdens de voorbereiding van die grondstof. Zie ook baggerbeugel, blekersschop en zandschop (steenbakker). [MOT] (1) SIRAG: 50. (2) Larousse agricole: 1.523. (3) V.A.W.P.: 1.433.