Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,771 - 4,780 15,477 resultaten gevonden
Luciferstrijker (m.)
Stenen pot (ca. 10 cm doorsnede; ca. 10 cm hoog) in de vorm van een afgeknotte kegel of bol (ca. 7 cm doorsnede), met een horizontaal geribbelde of ruwe buitenzijde waarlangs men een lucifer strijkt om deze vuur te laten vatten (1). In de pot is er bovenaan een holte voorzien waarin de lucifers rechtop worden gezet. Onder de bolle strijkpot is een schoteltje (ca. 13 cm doorsnede) aangebracht om de opgebrande lucifers op te leggen. [MOT] (1) Dat lukt enkel met de lucifers die men vroeger gebruikte; de hedendaagse veiligheidslucifers zullen geen vuur vatten als men ze over de ribbels strijkt.
Mes voor kunststofplaten (o.)
Mes waarvan de korte snede eindigt in een scherpe ruitvormige punt. Hiermee wordt op de achterkant van een kunststofplaat, al trekkend, een snede van 1,5 mm diepte gemaakt. Door met de duim licht op de snijlijn te drukken breekt men de plaat. Is de afstand tussen de rand van de plaat en de snijlijn niet groter dan zo'n 12,5 mm dan gebruikt men de inkeping aan de bovenzijde van het handvat om de band af te breken. Voor het afbramen van de zijkanten gebruikt men de ronding in het mes en schuurt men hiermee langs de kant van de plaat. Zie ook balatummes. [MOT]
Mestbijl (v.)
Bijl met hoog (ca. 30 cm), zwaar en dik (ca. 4 mm) ijzeren blad en boogvormige snede, dat door middel van een oog of dille verbonden is aan een houten steel (ca. 90 cm). De mestbijl wordt gebruikt om de aangestampte mest -in de potstal of buiten - door te hakken, dit in tegenstelling tot de zodensteker waarmee gestoken wordt. Zie ook zodenbijl. [MOT]
Melkzeefje (o.)
Klein, cirkelvormig (ca. 10 cm doorsnede), vlak met opstaande randen of lichtjes holrond zeefje van aluminium of email om het vliesje dat zich op gekookte melk vormt, te verwijderen. Te onderscheiden van het theezeefje. [MOT]
Metselaarshouweeltje (o)
Het metselaarshouweeltje (1) is een handwerktuig dat door de metselaar en stukadoor voor allerlei werk wordt gebruikt; bv. om voegen uit te kappen, om gaten en sleuven in metselwerk te maken, om oude pleisterlagen te verwijderen en om de rand van pleisterwerk schoon te hakken om er nieuw pleisterwerk op te doen aansluiten. Het werktuig verschilt van de kaphamer en van andere houwelen door zijn formaat en door de twee bijlvormige snedes, die meestal haaks op elkaar staan, zoals bij een polka, waarmee hij vaak wordt verward. Het metselaarshouweeltje is lichter (400-800 gr, max. 1 kg) en de steel is kort (ca. 35-40 cm). Het blad met de snede haaks op de steel is licht naar beneden gericht of gebogen, waarmee het zich onderscheidt van de bikhamer. [MOT] (1) Eigen benaming. In het Frans is de term décintroir algemeen verspreid. Soms wordt kaphamer gebruikt maar het gaat niet echt om een hamer. GROOTAERS L. Schoolwoordenboek sv décintroir geeft bikhamer en metselhamer als vertaling.
Messenschuurder (m.)
Naast een messenplank kan men tafelmessen van niet roestvrij staal ook blank schuren met behulp van een messenschuurder. Dat bestaat uit een rechthoekig (ca. 5 cm bij 3 cm) plaatje van elastisch materiaal of schuursteen waar in een schuine hoek een houten handvat op vastzit. Men wrijft de messenschuurder over het lemmet tot het opnieuw blank is. Er bestaan ook toestellen, die op de tafel (1) worden bevestigd, waarbij twee metalen schijven (diam ca. 10 cm) in beweging worden gebracht door middel van een zwengel en een overbrenging met tandraderen. De verstelbare schijven liggen ofwel met hun plat vlak tegen elkaar en zijn voorzien van een leren bekleding, ofwel liggen ze in het verlengde van elkaar en is de omtrek bekleed met leer. Dat laatste model is ook voorzien van een geleider om het mes met het ene hand mooi tussen de twee banden, al dan niet voorzien van kuispoeder, te steken. Met de andere hand wordt dan aan de zwengel gedraaid. [MOT] (1) ''Farm and horticultural equipment collector''...
Messingschaaf (v.)
De messingschaaf is een ploegschaaf (zie groefschaaf) om de messing uit de schaven. In het midden van haar zool, evenals in haar beitel is een groef uitgespaard. Tussen beide benen van de beitel wordt soms een stukje hout geklemd om te vermijden dat het gat door schaafsel verstopt geraakt. Een aanslag bepaalt de afstand tussen de messing en de rand van de plank. De zware messingschaven hebben soms een handvat en twee beitels. Soms vormen de messingschaaf en de groefschaaf één enkel werktuig, met name de dubbele ploegschaaf. De steeds smalle beitels staan dan in tegenovergestelde richting. Men kan de messingschaaf ook aan een veerploeg bevestigen. [MOT]
Mesthaak (m.)
De mesthaak (1) is een haak met meestal 3 à 4 (2) ronde, puntige, ijzeren tanden (ca. 10-25 cm), en dille, die ongeveer haaks gebogen staan ten opzichte van een lange (ca. 120-200 cm) houten steel. De mesthaak dient om aangestampte stalmest los te trekken, de stalmest van een geladen wagen op het veld te trekken en daarna gelijkmatig te verspreiden (3) (zie ook mestvork). De mesthaak kan tevens gebruikt worden voor het oppervlakkig losmaken van de grond (vgl. klauw met lange steel) en het uittrekken van kweekwortels over kleine oppervlakten; ook om sloten van waterplanten te ontdoen (4). Zie ook paardenmesthaak en sloothaak. [MOT] (1) V.A.W.P.: 2.591 noemt dit werktuig ook een krauwel. (2) Er zouden ook mesthaken met twee tanden bestaan (GOOSSENAERTS: s.v. mesthaak; JEWELL: 73). (3) Volgens VAN HULLE uit DAVID 1975: 240 is het makkelijker om mest open te trekken of een stal uit te mesten met de mesthaak dan met de mestvork. (4) LOGAN: 50; DAVID 1975: 240. Ook wel walhaak of heinhaak genoemd.
Messenplank (v.)
De messenplank is een lange plank (ca. 60-80 cm) bedekt met polijstleder en met een bakje aan één uiteinde waar een schuursteen in gelegd wordt. Door de schuursteen over de plank te wrijven, ontstaat er steengruis; wanneer men een keuken- of tafelmes van niet roestvrij staal met een krachtige beweging over de met gruis bedekte plank beweegt, wordt het blank geschuurd. "Dat schuren is vermoeiend. Daarom stellen de meiden zich vaak tevreden met een vod en fijne as." (1). Mandenmakers zouden ook scherp zand gebruiken en rechtstreeks op de houten plank hun werktuigen wetten (2). Zie ook messenschuurder. [MOT] (1) Manuel d'économie domestique et d'hygiène à l'usage des écoles moyennes de filles: 28. (2) WEIJS F., Een ambacht met riet, 1990: s.v. mandenmaker.
Mestvork (v.)
In de stal wordt de mest met behulp van een mestvork in hoopjes getrokken (1). Ze wordt ook gebruik voor het opladen en spreiden van deze stalmest. De tuinier gebruikt ze om de composthoop uit te spreiden. De mestvork telt 4 à 6, vierkante of ronde, puntige, licht gebogen, ijzeren tanden (ca. 30-35 cm) en een rechte houten of ijzeren steel (ca. 80-150 cm), al dan niet eindigend op een T- of D-greep. De verbinding tussen werkend deel en steel is door middel van een dille, een angel of twee veren (2). Te onderscheiden van de aardappelrooivork die kortere (ca. 20-30 cm), brede, platte of in doorsnede driehoekige tanden heeft. De tanden van de mestvork zijn iets meer gekromd dan deze van de aardappelrooivork. Zie ook mesthaak. [MOT] (1) Volgens V.A.W.P.: 3.69 wordt ook het ligstro ermee opgeschud. (2) Bv. LOGAN: 50.