Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 4,271 - 4,280 15,436 resultaten gevonden
Klinknageltegenhouder (m.)
Zware stang (tot 8 kg) om de snapkop van klinknagels tegen te houden bij het maken van de sluitkop. Men gebruikt een klinknageltegenhouder als het werkstuk te groot is om het op het aambeeld te laten rusten, bijvoorbeeld bij het klinken van naden van ketels, reservoirs en bruggen. De klinknageltegenhouder bestaat meestal uit een stang met verbreed uiteinde dat vlak kan zijn of voorzien is van een uitholling. Hij wordt onder de snapkop van de klinknagel geplaatst waarbij de arbeider aan het ander uiteinde van de klinknagel een sluitkop, eventueel met behulp van een snapper vormt. Het kan ook een blokje zijn (bv. 6 cm bij 4 cm), voorzien van één of meerdere uithollingen, dat op het aanbeeld rust en gebruikt wordt bij kleinere werkstukken. Dit model wordt ook wel drijfblok, klinkbank of klinktas genoemd (1). [MOT] (1) Zie Tech-term: 2.8.
Klompenmakersguts (v.)
De klompenmaker gebruikt een guts om de bek uit te hollen, d.i. de opening van de klomp. Zijn type is helemaal van metaal vervaardigd. Het heeft een zeer brede kop (tot 4-5 cm) en, in verhouding tot de hele lengte van het werktuig, een lang blad dat naar de 4-8 cm brede snede steeds breder wordt. De snede is halfrond en vaak zonder vouw: het ijzer wordt langzamerhand dunner. Uitzonderlijk is de snede gegolfd. Het gedeelte dat als hecht dient, heeft een ronde doorsnede. Hoewel geheel van metaal, wordt deze guts steeds met een houten hamer geslagen (zie klompenmakershamer). Zie ook schrijnwerkersguts. [MOT]
Klompenmakersboor (v.)
De klompenmaker gebruikt een stel avegaars met lepelboorijzers van verschillende breedte (ca. 2-5,5 cm) om de klompen uit te hollen. Die klompenmakersboren (1) werken door een draaiende maar ook door een zijdelingse beweging. Daarom staat de kruk dikwijls niet loodrecht op het boorijzer: de hoek is iets kleiner aan de achterzijde van het boorijzer. De draaiende beweging is aanhoudend of afwisselend. Bij de zijdelingse beweging wordt het uiteinde van de kruk soms onder de oksel geplaatst. [MOT] (1) De klompenmaker spreekt van mansboor, vrouwenboor enz. naargelang van de maat van de klompen waarvoor ze gebruikt worden, en soms van voorboor voor de smalle boor waarmee hij het eerste gat boort (VAN BAKEL 1963: 101).
Klompenmakershakbijl (v.)
Met zijn hakbijl geeft de klompenmaker de vorm van een klomp aan het gekloofd stuk. Dat gebeurt op het kapblok. Deze bijl van ca. 1,1 kg heeft een korte steel (14-20 cm) en een breed blad (ca. 15-20 cm; asymmetrisch onderaan) dat uit de as ligt en één enkele vouw heeft. De steel steekt in een meestal omgeplooid oog of in een dille. [MOT]
Klompenmakersdissel (m.)
Na de hakbijl gebruikt de klompenmaker een dissel om de hiel en de bek, d.i. de opening van de klomp, uit te houwen. Zijn dissel weegt ca. 1,600 kg en heeft een breed (15-18 cm) sterk gebogen blad dat meestal aan de overzijde van de snede in een metalen blokje eindigt. Dat blokje is geen hamer, het geeft enkel meer gewicht en evenwicht aan het werktuig. De steel is kort (ca. 10-15 cm). [MOT]
Kloofbijl (v.)
De kloofbijl dient om brandhout te kloven. Ze bestaat uit een rechte steel van ca. 70-80 cm en een zwaar (3-4 kg) ijzer met driehoekige doorsnede, waarin, aan het uiteinde, een oog gesmeed is. De snede is vaak langer dan het lichaam zelf hoog is. Op de kloofbijl wordt nooit geslagen (vgl. stokwig). Zie ook kloofwig. [MOT]
Klopboor (beitel) (v.)
De klopboor (beitel) wordt gebruikt door de metselaar en steenhouwer, en dient om gaten met een diameter van 3 tot 12 mm te kloppen in steen. Dat werktuig bestaat uit een volle metalen staaf met een driehoekige boorkop in de vorm van een puntbeitel of een vierhoekige boorkop in de vorm van een 'priesterhoed' en aan het andere uiteinde een slagvlak. In elk van de drie zijden van de boorpunt is een concave geul uitgespaard om het stof af te voeren. De lengte varieert van ca. 10 tot ca. 40 cm. De klopboor wordt met de hamer (1) in de steen gedreven, waarbij men het werktuig na elke slag een paar graden draait. Het werktuig kan uit één stuk bestaan of kan samengesteld zijn uit een handvat en een verwisselbare 'boor'. Om het opzetstuk te vervangen is er een gleuf voorzien waarin een daartoe bestemde spie gedreven wordt (bv. MOT V 94.0058) of het opzetstuk is voorzien van schroefdraad (bv. MOT V 2023.0097 a-b2). Groefwerkers gebruiken een zware variant van de klopboor (ook priesterhoedboor...
Klopboor (pijp) (v.)
De klopboor (pijp) wordt door de metselaar en de steenhouwer gebruikt om gaten te maken in (bak)steen. Dat handwerktuig bestaat uit een holle ronde staaf, vaak uit één stuk, met een getande ronde boorkop aan de ene kant en een slagvlak aan de andere kant. De lengte van de klopboor varieert van 10 tot 50 cm en is afhankelijk van de diameter van het booruiteinde. De diameter varieert van ca. 1 tot 4 cm. De tanden van het booruiteinde zijn steeds licht naar buiten gebogen en gehard. In de holle staaf is meestal een sleuf voorzien om het stof af te voeren. Met de hamer (1) wordt de klopboor in de steen gedreven. Na elke slag met de hamer, wordt de klopboor een paar graden gedraaid. De bergbeklimmer gebruikt een korte vouwbare klopboor (pijp) (opgevouwen 11 cm lang) en slaat die met behulp van een klimhamer in de bergwand om klimhaken te bevestigen. Ze past in een eenvoudig omhulsel (een gebogen reep ijzer). Het omhulsel doet dienst als handvat. Zie ook klopboor (beitel). [MOT] (1) De metselaar...
Kloofwig (v.)
De kloofwig is een driehoekig stuk hout of metaal (ca. 15-25 cm lang, 1-2 kg) (1) om hout te kloven. De gebruikte houtsoorten zijn o.m. haagbeuk (Carpinus betulus), iep (Ulmus) en sleedoorn (Prunus spinosa). Veel metalen kloofwiggen hebben in beide schuine zijden een groef (2). Dat belet in een zekere mate het uitspringen van het werktuig. Sommige eindigen in een dille waarin een kort hecht steekt. De scherpe hoek van de metalen wig wordt op het te kloven stuk geplaatst in de richting van de vezels en met een moker of een sleg geslagen. Zo nodig wordt een tweede of een derde (houten) wig verder in de spleet of naast de eerste gedreven. Indien enkel houten wiggen gebruikt worden, wordt eerst een spleet gemaakt met behulp van een kloofbijl. De kloofwig dient vooral om lange liggende stukken te kloven, in tegenstelling tot het kloofmes en de stokwig. Zie ook velwig. [MOT] (1) GLÄSER 1931: 366 geeft een tabel van de lengten van de kloof- en velwiggen. (2) Hakkels genoemd.
Kloofmes (o.)
Het kloofmes is een helemaal van metaal vervaardigd handwerktuig om korte staande blokken te kloven. Het is een rechthoekig ijzer (20-50/5-10/0,5-1,5 cm) waarvan een lange zijde scherp is en de andere verlengd is door een in hetzelfde vlak liggende staaf (ca. 10-15 cm) die als hecht dient. De vakman, bv. de klompenmaker of de kuiper, plaatst het werktuig op de doorsnede van het te kloven stuk en slaat erop met een kloofklopper. De kloofwig dient vooral om lange liggende stukken te kloven, in tegenstelling tot het kloofmes en de stokwig. [MOT]