In onze streken gebruikte de pompboorder loofhout voor de vervaardiging van een waterpomp, voornamelijk eik en olm. De boorijzers in het MOT en in andere Vlaamse museumcollecties zijn meestal specifiek voor deze houtsoorten bestemd. Hij selecteerde een zo recht mogelijk stuk stam van 4 à 5 meter lang en ca. 25 cm diameter met zo min mogelijk vertakkingen en onregelmatigheden. Vooral kwasten, sporen van oude zijtakken, zorgen voor dwarse draden in het hout, die het beslaan van de stam en het recht boren langs de middellijn door het hart van de stam bemoeilijken.
Eikenhout is taai en duurzaam. Na een storm kon het MOT twee rechte eiken stammen bemachtigen uit een bos in het Antwerpse. Pompboorder Oscar De Wagter getuigde dat zijn familie een zo recht mogelijke eik zonder vertakkingen ging uitkiezen in de Ardennen om deze naar Nevele te laten vervoeren om uit te boren.
Olmenhout werd vroeger zeer courant gebruikt door houtbewerkers zoals de pompboorder maar de boomsoort is nog moeilijk te vinden in Vlaanderen. Gelukkig konden we voor dit project enkele zeldzame balkjes olmenhout van goede kwaliteit gebruiken om het gedraaide binnenwerk en enkele toebehoren te vervaardigen.
Hout van de lork of larix zou ook in gebruik geweest zijn in onze streken. In Groot-Brittanië zou men ook kastanje gebruikt hebben. Voor de zwengel is essenhout bruikbaar.
video: gebruik van houten pompen
De pompboorder hanteerde allerlei werktuigen uit de bosbouw, afhankelijk of hij de boom zelf uit het bos haalde of vanuit een houtzagerij vervoerde. Denk maar aan trekzagen om de stam tot de geschikte lengte te zagen, kanthaken, zethaken en palters om de stam te wentelen of uitdraaghaken om lichtere stammen te dragen. Net als bij het boren zelf, werkte men in het bos doorgaans met een drietal mensen samen.
Het werken met trekpaarden voor het uitslepen van stammen is waardevol erfgoed. Het inzetten van paarden voor licht sleepwerk in bossen is een goede maatregel om bodemcompactie te voorkomen. Een mooi voorbeeld van hoe oudere technieken een ecologische meerwaarde kunnen betekenen.
Voor het vervoer kan de stam ook aan een mallejan worden gehangen. Dit tweewielig bespannen voertuig werd courant gebruikt om stammen of zware balken te verplaatsen. Het is een kar, bestaande uit twee zware wielen, op grote modellen tot twee meter diameter, op een zwaar wielblok, waarop dwars één lange dissel verbonden is. Het geheel blijft rechtop staan door een zwaar tegengewicht. De mallejan wordt tot boven de last gereden en met een ketting onderaan het wielblok vastgemaakt. Door de omhoog geplaatste dissel terug omlaag te trekken, komt de last aan één kant los van de grond te hangen en kan hij verder gesleept worden met behulp van trekpaarden. Kleinere modellen kan men zelf manueel verrijden.
video: de stam vervoeren en wateren
Onze stammen zijn twee jaar gewaterd in de vijver van het Prinsenkasteel. Pompboorders waterden steeds hun stammen. Afhankelijk van de bron ging het minstens om enkele maanden, doorgaans om twee à drie jaar en zelfs meer. Het te water laten en langdurig bewaren van boomstammen als grondstof is een aloude, vanzelfsprekende praktijk van houtzagers en -bewerkers, die diverse voordelen biedt. Naar verhouding tot zijn belang voor heel wat ambachten, is er pas vrij recent wetenschappelijk onderzoek naar gevoerd.
Allereerst is het een vorm van stockbeheer van de voornaamste grondstof, zowel in houtzagerijen als bij individuele ambachtsmannen. Op elk gewenst moment kon men een geschikte stam uit deze voorraad halen. Gewaterde eiken stammen bestemd voor pompen werden soms in serie te koop aangeboden. Pompboorders lieten vaak meerdere stammen jarenlang in een plaatselijke gracht of vijver liggen en kozen de meest geschikte uit hun voorraad voor een bepaalde opdracht.
Het water doet het droogproces stoppen, zodat de stam niet begint te splijten. Bovendien kan men bij bepaalde houtsoorten en bewerkingen veel vlotter boren in nat hout. Dit voordeel weegt eens zo sterk door voor de pompboorder die heel wat lopende meter moet boren uit taaie houtsoorten.
Een veel aangehaalde reden specifiek voor het pompboren zou zijn dat het water allerlei voedingsstoffen uit de buitenste lagen van de stam spoelt, met name sappen en looizuren, die een blauwe kleur en een onaangename smaak afgeven. Deze voedingssappen zijn een prooi voor schimmels en houtborende insecten, die voor materiaalverlies zorgen en de pomp sneller doen lekken en verweren.
Olm werd steeds lang gewaterd voor bewerking. Het binnenwerk in olm bleef vroeger permanent nat omdat een pomp in principe vaak, tot 10 of 20 keer per dag gebruikt werd en dus nooit droog kwam te staan. Wanneer men de afgewerkte pomp plaatst, moet deze met regelmaat gebruikt worden om nat te blijven en niet te barsten. Eikenhout kan bovendien logen, wat het water bruin maakt. Veelvuldig gebruik zorgt voor zuiverder water.