Water was een noodzaak op elk erf, bij de woning, bij de bewerking van het land, bij ateliers van vakmannen,... Om aan de bouw van een nieuwe woning te starten, diende men eerst een waterput te graven om de mortel aan te maken, zeker op afgelegen plekken. De locatie van een pomp was zeer weloverwogen, meestal niet ver van de keuken. Soms werd een pomp in of aan een gebouw geïntegreerd in de vorm van een specifiek pomphuis of onder een klein afdak, een lessenaarsdakje. Waterpompen steken maar laag boven de grond uit (ca. 60-100 cm). Er zijn sterke regionale verschillen in waterputten en -pompen. Wij vervaardigden een model zoals op de tekening hiernaast afgebeeld. In streken met ondiep water zoals het Meetjesland kwamen korte steekpompjes voor met een handvat in het verlengde van de stang van de pompzuiger. Elders hanteerde men een lange, dwarse hefboom, die tot boven het hoofd van de gebruiker kan reiken.
video: plaatsen van de pomp
Een put voor een houten waterpomp werd manueel gegraven en gelijktijdig opgemetst door een putgraver, vaak dus een metselaar, eventueel bijgestaan door knechten. De putgraver had een gedegen kennis van de bodemgesteldheid en groef tot aan de waterstand, de diepte waar men welwater aantreft. Zowel de diepte als de kwaliteit en helderheid van dit welwater kan sterk variëren van plaats tot plaats, naargelang de samenstelling van de grondlagen.
De put werd zo smal mogelijk gemaakt maar moest toch zo'n 110-120 cm diameter hebben om te kunnen manoeuvreren. Het graven gebeurde met handwerktuigen met korte steel, houwelen, spades en schopjes, waarbij de graver zich wentelvormig een weg naar beneden uitgroef. De zware grond kon met emmers omhoog worden gehesen door tijdelijk een constructie met windas boven de put te plaatsen. Dit beroep was niet zonder risico. Er bestaat menig verslag van putgravers die bedolven werden door grondverzakkingen. Het risico bij een relatief ondiepe put voor een houten pomp is uiteraard kleiner dan bij diepere open waterputten.
De waterput werd gemetst op een houten 'wiel' met middenin een rond of vierkant gat waaruit het slijk werd geschept. De putwand, het wiel met metselwerk, moet gelijkmatig dieper zakken door zijn eigen gewicht, mooi recht naar beneden. Dit werk werd aangehouden tot de vereiste diepte bereikt was. Bovenaan werd de put naar binnen toe dichtgemetseld. Om de pomp te plaatsen, herstellen of vervangen, moesten dan enkele bakstenen worden weggenomen.
Over de constructie van waterputten kan je heel wat nuttige info terugvinden op onze pagina's over Waterputten.