We stellen hier de verschillende materialen voor die kunnen gebruikt worden om een bakoven te bouwen. De aangegeven waarden worden gebruikt in normale omstandigheden. Ze zullen niet in alle gevallen correct zijn. Zo moet je bij kouder weer andere verhoudingen hanteren; de verhoudingen van de mortel zijn afhankelijk van de druksterkte van de baksteen, enz.
Ook kan niet elk materiaal overal gebruikt worden. Aan de kust moet de mortel bijvoorbeeld tegen zoutafzettingen van de zee bestand zijn. Ga dus steeds na welke materialen in jouw buurt doorgaans gebruikt werden, zo weet je of ze geschikt zijn.
Voor de fundering maak je beton met volgende verhoudingen:
Om verzakking van de draagstructuur tegen te gaan wordt tegenwoordig een ondersteunende betonnen plaat aangebracht. Je kan zelf zo'n gewapende plaat gieten of gebruik maken van betonnen vloerelementen (ca. 30 of 60 cm breed) waarop je een betonnen druklaag van ca. 3 cm aanbrengt.
Voor het gieten van de betonplaat en de druklaag maak je beton met volgende verhoudingen:
Door het gewicht van ovenvloer en -gewelf worden de muren rondom het gewelf en in mindere mate die van de onderbouw vooral horizontaal belast. Er worden schuin naar buiten gerichte krachten uitgeoefend (spatkrachten), die vaak opgevangen worden door ijzeren ankers. De schieters zijn dan aan de buitenzijde zichtbaar. De veer bevindt zich vlak boven de ondersteunende laag van hout, steen of beton.
tekening Gerrit Van den dries
Indien de bodem niet stevig genoeg is, zoals bijvoorbeeld bij zandgrond, zal je om de fundering te gieten een bekisting moeten voorzien waartussen de betonspecie gestort kan worden. Die bekisting kan je, nadat het beton hard geworden is, ofwel laten staan, ofwel verwijderen; de bekistingsplanken zijn dan liefst aan de betonzijde glad om de ontkisting te vergemakkelijken. Gebruik hiervoor een watervaste plaat met gladde zijden (bijvoorbeeld betonplex) of geschaafde houten planken (ca. 2,5 3 cm dik) die je met paraffine instrijkt; er zijn ook speciale ontkistingsmiddelen op de markt die je op het hout aanbrengt.
Voor de onderbouw van de oven en het bakhuis kan je gebruik maken van elk type baksteen (volle baksteen - geperforeerde baksteen - holle baksteen). Afhankelijk van het uitzicht kan je kiezen voor gladde nieuwe stenen (strengpersbaksteen) of gerecupereerde handvormstenen die een meer landelijk uiterlijk hebben.
Voor een ovenvloer en een ovengewelf uit baksteen, alsook voor een schoorsteen kan je niet zomaar elke soort baksteen gebruiken. Hiervoor gebruik je volle bakstenen die vuurvast zijn en (voor het ovengedeelte) genoeg massa hebben om de warmte op te slaan.
De bakstenen moeten vervaardigd zijn uit een materiaal dat (vuur)bestendig is tot temperaturen van ca. 500°C, en dat temperatuursveranderingen kan ondergaan: tijdens het stoken loopt de temperatuur op tot 350-400°C, de baktemperatuur is ca. 190-210°C waarna het gewelf terug afkoelt tot ongeveer de buitentemperatuur. De volle bakstenen gemaakt van klei en gebakken bij 900-1100°C, kunnen makkelijk temperaturen tot 500°C verdragen. Je kan ook gebruik maken van vuurvaste stenen (bestand tot 1260-1430°C) maar dat is niet echt noodzakelijk.
Omdat ovenvloer en -gewelf tijdens het stoken voldoende warmte moeten kunnen opslaan (warmteaccumulatie), moet je in de eerste plaats een zware massa hebben. Daarnaast moeten de bakstenen voldoende isoleren (de warmtegeleiding moet zo laag mogelijk zijn) om het warmteverlies te beperken.
De baksteen (gemaakt van klei) moet met andere woorden hard, compact en zwaar zijn, en bovendien goed en gelijkmatig gebakken zijn. De steen klinkt hierdoor helder.
Vele (recente) bakstenen, gebruikt als gevelsteen, bevatten toxische minerale sporen of metaalzouten en zijn niet geschikt voor het bouwen van een ovenvloer en -gewelf.
De meeste gerecupereerde volle handvormstenen zijn wel geschikt mits ze op voldoende hoge temperatuur gebakken zijn. Je kan ze eventueel ook voor de rest van de constructie gebruiken. Zorg ervoor dat je de beste stenen, en zonder roetaanslag, uitkiest voor het bouwen van ovenvloer en -gewelf.
Onder de eigenlijke ovenvloer bevindt zich een zandlaag waarop de eigenlijke vloer wordt gelegd en een leemlaag om warmteverlies te reduceren. De zandlaag bestaat uit rijnzand of zavel en kan eventueel gemengd worden met 1/2 eenheid portlandcement op 5 eenheden zand. Dat laatste wordt ook wel eens magere chape genoemd.
Je kan de zandlaag niet rechtstreeks op de onderlaag aanbrengen als deze uit houten balken bestaat. Daarom wordt hier eerst een leemlaag (ca. 5-7 cm) gemengd met kalk en stro op aangebracht.
Sommige ovenbouwers melden een isolerende laag uit baksteen of uit een betonnen plaat op basis van vermiculiet. In ieder geval is de laag 8 tot 10 cm dik.Het ondersteunend formeel dient als basis voor het bouwen van het ovengewelf. Het wordt meestal uit vochtig grof zand (korrelgrootte ca. 0,7 - 4 mm), ook wel chapezand genoemd, gesculpteerd.
Sommige bouwers gebruiken formelen uit hout (spaanplaat - triplex) om het metselwerk de juiste vorm te geven. Nadien kan die houten constructie opgebrand worden of, als ze uit kleinere stukken bestaat, via de ovenmond verwijderd worden.
Voor het opmetselen van de onderbouw en het bakhuis maak je een bastaardmortel uit bindmiddelen zoals cement en kalk (niet verwarren met gips) en verschralingsmiddelen zoals zand en water.
Wanneer de mortel op de bouwplaats in de zomerperiode wordt aangemaakt, houd je volgende verhoudingen aan:
In de winterperiode gebruik je best volgende verhouding:
Je kan je mortel zelf aanmaken, maar je kan ook kant-en-klare mortels van het droge type kopen in zakken van onder andere 40 kg. Je hoeft dan alleen maar water toe te voegen en goed te mengen.
De bereide mortel moet binnen de 2 uur verwerkt worden. Is de buitentemperatuur hoger dan 20, dan vermindert de verwerkingstijd tot 1 uur. Maak dus niet te veel mortel in één keer klaar. Maak ook nooit mortel die begint te verharden opnieuw aan.
Voor de ovenvloer, het gewelf en de schoorsteen heb je een mortel nodig die tegen hoge temperaturen bestand is.
Vroeger metselden ovenbouwers het ovengewelf met een leemmortel. Deze bestond uit:
Je kan zelf de verhouding van klei in de grond nagaan aan de hand van een sedimentatieproef. Te vette leemgrond (meer dan 30 % klei) is moeilijk verwerkbaar en krimpt te veel tijdens het drogen zodat de voegen van het gewelf bij de eerste stookbeurt waarschijnlijk scheuren. Je moet hem dan verschralen door volgende verhoudingen in acht te nemen:
Je kan de grootte van de krimp, die maximaal 6 % mag bedragen, en de samenhang nagaan aan de hand van volgende proef.
De ideale leemmortel is dus afhankelijk van 3 factoren: de hoeveelheid aanwezige klei, de krimp en de samenhang. In ieder geval moet je te alle tijden kiezels in de mortel vermijden, omdat deze dikke voegen met zich meebrengen en de vlotte verwerking ervan verhinderen.
Tijdens de Stage bouw zelf je oven wordt de leemmortel met volgende verhoudingen aangemaakt:
Het leemmengsel is een aangekochte mengeling (merknaam: Claytec) van
De leemmortel kan je in grote hoeveelheden klaarmaken. Bij het luchtdicht afdekken van de mortel kan hij de volgende dag verder gebruikt worden. Leg er hiervoor een plasticfolie op en duw de lucht van onder de folie.
Andere ovenbouwers gebruiken voor het metselen van het gewelf een kalkmortel met volgende verhoudingen:
Zorg dat de mortel elastisch genoeg is om de uitzetting en inkrimping van het gewelf te kunnen opvangen. Verschraal de mortel met zand als hij te vet (te rijk aan kalk) is, om barstjes bij het drogen te voorkomen. Vermijd mortel gemaakt met hydraulische kalk die door de warmte kunnen losspringen.
Tegenwoordig kan je kiezen voor een gebruiksklare vuurvaste mortel bestand tegen temperaturen tot 500.
Leem- en kalkmortel kan je reeds 1 à 2 weken op voorhand aanmaken. Vuurvaste mortel, op basis van aluminaatcement, moet verwerkt worden voor hij begint te verharden.
Voor het opmetselen van de schoorsteen kan je naast de vuurvaste mortel ook gebruik maken van een cementmortel met volgende verhoudingen:
Als bekleding van het gewelf wordt een leemlaag van ca. 10-15 cm aangebracht.
Ze wordt bereid in volgende verhoudingen:Bij deze specie werd (soms) paardenurine toegevoegd, namelijk 1/20 van de gebruikte maateenheid. Gebruik je als eenheid een emmer van 10 liter, dan voeg je liter paardenurine toe aan het mengsel van 3 emmers leem, 1/2 emmer gebluste kalk, 1 emmer rijnzand en 2 emmers gehakt stro.
Ook hier bestaat het ideale recept niet. Barst de leem bij het drogen, voeg er dan meer stro aan toe of verschraal hem door er zand bij te doen.
Sommige ovenbouwers vermijden zand in hun specie omdat dit enkel gewicht met zich meebrengt. De verhouding van het stro ligt dan veel hoger:
Eén ovenbouwer isoleert het gewelf met een halve steen die achteraf bepleisterd wordt met kalkmortel waar gehakt stro aan toegevoegd is. Je kan hier gekleurde cement aan toevoegen tot je de gewenste leemkleur verkrijgt.
Andere ovenbouwers vullen de ruimte die het gewelf omgeeft op met zand. Hierbij moet je rondom het gewelf de muurtjes opmetselen tot aan het dak. De dikte van het zand is ca. 40 cm, gemeten bovenop het gewelf. Je kan al dan niet vooraf een 10 cm dikke laag isolatie van steenwol (bijvoorbeeld Rockwoll) zonder dampscherm op het gewelf aanbrengen. Steenwol (niet verwarren met glaswol) is bestendig tot 1200°.
Om het gewicht te reduceren kan je het zand vermengen met knikkertjes van gexpandeerde klei (bijvoorbeeld Argex) of vermalen puzzolaan(aarde) (licht en vuurvast). Hierbij gebeurt het vullen achtereenvolgens met een laag gexpandeerde klei afwisselend met een laag droog zand om de openingen te vullen.
Voor het uitzetten van de bouwplaats, de bekisting, het opmetselen van de muren en de dakconstructie heb je balken, kepers en latten nodig.
Voor het uitzetten van de bouwplaats en plaatsen van de metselprofielen heb je nodig:
voor de dakconstructie heb je nodig:
Als dakbedekking kan je om het even welk materiaal kiezen dat hiervoor geschikt is. Het zal mee het uiterlijk van je bakoven bepalen.