De trekschaaf (1)(2) dient om zeer kleine vlakken waar geen andere schaaf aan kan, en de buitenzijde van duigen (3) glad te schaven. Haar blok beweegt niet in de richting van zijn as maar er dwars op. Het kan een gewoon blok zijn (ca. 25/4/2 cm) waarvan beide uiteinden gevat worden door de vakman, of een kort blok met twee handvatten. De zool kan vlak zijn of in de breedte bolrond.
Thans wordt de trekschaaf vaak uit metaal gemaakt. Met die werktuigen is het soms mogelijk af te biljoenen (4) (zie afbiljoenschaaf) en lijsten uit te schaven (5); in dat laatste geval kan er een geleider op bevestigd worden, zodat het werktuig op een profielschraper gelijkt (6). Er bestaat ook een dubbel metalen model met een rechte en een concave beitel bv. MOT V 2023.0247 (7).
Hoewel de trekschaaf min of meer op dezelfde wijze als een spaakschaaf gehanteerd wordt, is er een groot verschil tussen beide werktuigen. Op de spaakschaaf zijn blad en blok immers evenwijdig, op de trekschaaf staat de beitel schuin, zoals op een gewone schaaf (vgl. grondschaaf).
De trekschaaf is ook te onderscheiden van het schraapstaal (kuiper), geklemd in een plankje of een hecht. Laatstgenoemde wordt bijna verticaal op het hout getrokken. [MOT]
(1) Fr. rabot transversal. Eigen benaming onbekend. Vaak wabstringue genoemd (bv. RAMAT: fig. 383). Zie echter spaakschaaf. Het woord trekschaaf verwijst naar een bepaald type en is geen algemene benaming voor schaven die tijdens het werk getrokken worden zoals de Japanse schaven.
(2) Japans: nankin kanna (ODATE: 121).
(3) KARMARSCH: 1. 737-738 spreekt van (dwarse) afstroopschaaf. Zijn beschrijving is echter niet duidelijk genoeg om uit te maken of hij een trekschaaf, een holle schaaf of een holronde boogschaaf bedoelt.
(4) STEEL: 1. 44 spreekt van bastrain en stokschaaf.
(5) We zouden van afbiljoentrekschaaf en van lijsttrekschaaf kunnen spreken.
(6) MERTENS: 1.14, 17 spreekt van een baguettentrekker.
(7) SELLENS: 451 sv spoke shave, double iron
MOT V 2023.0247