De doornhaagschaar dient om doornige heesters te snoeien en om takken af te knippen die te dik zijn voor de snoeischaar (tot ca. 2,5-3 cm).
Ze bestaat uit twee hefbomen van de eerste soort, die rond een spil draaien, of uit een aantal op elkaar werkende hefbomen. De ca. 5 cm lange bladen met gebogen snede eindigen in twee angels die in 40-50 cm lange houten stelen steken; uitzonderlijk vervangen twee veren de angels en worden de houten handvatten erop bevestigd met een bout (1). Eén van de bladen eindigt soms in een haakje waarmee de tak naar zich getrokken kan worden. Enkele doornhaagscharen hebben een dubbele stompe, maar geribde kaak.
De griendwerker gebruikt soms een schaar met gebogen armen zodat hij zich minder hoeft te bukken om dicht bij de grond te knippen.
Zie ook haagschaar. [MOT]
(1) Vandaag gaat het om een geheel metalen werktuig.