De haagschaar, die de snoeisabel (zie machete) vervangt, dient om hagen en heesters te scheren. Ze bestaat uit twee hefbomen van de eerste soort, die rond een spil draaien. De ca. 25-30 cm lange bladen met rechte snede liggen in hetzelfde vlak als de armen of er schuin op. Op recente modellen zijn over ca. 5 cm, naast de spil, een reeks tanden gesmeed in één van de bladen. Zo kunnen betrekkelijk dikke takken (tot ca. 1,5 cm) doorgeknipt worden die anders zouden kunnen wegglijden, maar nu tegengehouden worden ter hoogte van de tanden.
De armen van de haagschaar bestaan uit twee angels die al dan niet door de twee houten handvatten van ca. 25 cm steken; soms zijn de armen van de haagschaar door middel van een dille aan de (kortere) handvatten bevestigd. Vandaag de dag zijn twee rubberen kussentjes op de armen bevestigd, waartegen de armen stoten wanneer geknipt wordt.
Een ander model haagschaar bestaat uit twee metalen armen, al dan niet draaiend om eenzelfde spil, die elk op hun beurt eindigen in een getand (5 à 10 tanden) blad. Door de armen van of naar elkaar te bewegen, schuiven de getande bladen horizontaal over elkaar (1) (zie ook tondeuse voor paarden en runderen). Een bijzonder model bestaat uit een getand blad met aan de lange zijde een handvat, waarover een ander getand blad glijdt waarvan het handvat haaks op de bladen staat.
Zie ook doornhaagschaar. [MOT]
(1) Bv. PELLERIN: 142.