De hitte en de trillingen veroorzaakt door het hameren, dwingen doorgaans de smid het bewerkt stuk met behulp van een tang te grijpen. Om het stuk zo goed mogelijk te houden, moet het werktuig het stuk nauw omsluiten. Vandaar de zeer verschillende vormen van de bek.
De gewone smeedtang met platte bek heeft twee rechte kaken die in de lengte een groef vertonen voor een betere grip en eventueel ook om kleine ronde voorwerpen vast te houden. De smid beschikt over een stel van dergelijke tangen. Bij de eerste komen de twee kaken tegen elkaar wanneer de armen samengeknepen zijn, bij de volgende, blijven ze op een bepaalde afstand zodat dikkere stukken gevat kunnen worden zonder dat de armen te wijd van elkaar komen te staan. Bij de holle tang zijn de kaken in de lengte hol.
Naargelang ze ronde of vierkantige stukken moeten houden, zijn ze zelf rond of vierkantig. Andere tangen met ronde bek maken het mogelijk moeren, schijven e.d.m. te smeden. De U-vormige kaken zijn bestemd voor platte stukken. De smid vervaardigt zelf zijn tangen en aarzelt niet om er een nieuwe te maken indien hij een bijzonder voorwerp moet smeden.
Zie ook banddraaghaak. [MOT]