Handwerktuig met een halvemaanvormig of licht gebogen blad (ca. 20-60 cm) waarvan de snede soms voorzien is van kleine - schuin naar het handvat toe - tandjes, en door middel van een angel bevestigd aan een kort hecht (ca. 10-15 cm).
De sikkel, die zo'n 200-500 gr weegt, wordt gebruikt om (winter)graan, gras, bonen enz. te oogsten. Met één hand houdt men de stengels vast, met de andere - waarin men de sikkel houdt - snijdt men ze af. Over het algemeen wordt dus door wrijving gesneden. Het hakken gebeurt evenwel ook (1).
Uitzonderlijk werd een getande sikkel gebruikt als haarmes, om de boter te haren, d.w.z. een kluit boter in alle richtingen doorsnijden om er de haren, strootjes e.d. uit te halen (2).
De Japanse sikkel heeft een langwerpig, relatief kort (ca. 15-20 cm) blad dat haaks aan een ca. 30-40 cm lange steel bevestigd is. De snede is lichtjes holrond; de rug is bolrond en relatief breed (ca. 2-6 mm). Die sikkel weegt zo'n 150 gr en wordt gebruikt om gras te snijden en rijst te oogsten; een zwaardere versie (ca. 500 gr), om struiken en planten te snoeien (vgl. hakmes (hout)).
De sikkel met haak (in Cambodja en het Zuiden van Vietnam gebruikt) is een samengesteld werktuig waarmee de halmen samengebundeld worden (haak) en doorgesneden (blad).
Om rijst te oogsten wordt ook een rijstmesje gebruikt. [MOT]
(1) Onder meer in Bretagne wordt hiervoor gebruik gemaakt van een heel grote sikkel (V Dv 0083) met betrekkelijk dik en breed blad (Frans: volant), al dan niet samen met een houten gaffeltje.
(2) VAN DALE: 1044; WEYNS 1974: 554 spreekt van het botermes of de botersikkel; WEYNS 1974: 929 schrijft over de botersikkel waarmee de boterhandelaar het binnenste van een boterklomp op bedrog kon testen.