Een ringzaagtang wordt gebruikt om een vastzittende vingerring, die bv. met zeep of een draad niet verwijderd kan worden, door te zagen zonder de huid te beschadigen.
Het werktuig bestaat uit twee hefbomen van de eerste soort (zie glossarium) die rond een spil draaien. Een kaak bestaat uit een dun lipje met een groef waarin het zaagblad past. De andere kaak vat het fijngetande zaagblad (diam. ca. 3 cm) dat men door middel van een vleugelmoer kan laten ronddraaien.
De armen zijn beiden even lang en licht gebogen of bestaan uit één hecht en een kortere arm.
Het lipje wordt tussen ring en vinger gestoken waarna met de ene hand de tang lichtjes wordt dichtgeknepen en met de andere hand het zaagblad gedraaid wordt.
Er bestaan ook modellen voor linkshandigen. [MOT]
Uit KEYSER 1985: 64, tang om ringen door te zagen op de vinger - vernikkelt koper. Lengte 12 cm