De mandenmaker gebruikt een metalen priem met stompe (1) punt of een houten of benen (2) werktuig om een ruimte tussen tenen te vergroten waar een andere teen tussen geduwd wordt (vgl. splitshout, -ijzer). [MOT]
(1) Zie in HANSEN 1945: pl. 13 een priem die op het voegijzer van de metselaar gelijkt.
(2) Het been loopt puntig uit en het gewrichtsuiteinde (epifyse) dient als hecht; het kan ook in een houten hecht steken (WEYNS 1950: 118). [MOT]