Marsepeinvorm (m.)

identificatiecode
ID 919
morfologie
beroep
kok
beroep
beroep
holotype
MOT V 94.0010 a-b2 L=11,5cm B=9cm H=7,5cm G=950gr. Opschrift: afb jager.
holotype
MOT V 94.0012 a-b2 L=11,5cm B=9,5cm H=7,5cm G=1100gr. Opschrift: afb haan.
holotype
MOT V 2003.0146 D=4,5cm H=10,5cm G=119gr
alias
rolvorm (marsepein) (syn.) (MENKVELD: 242; 247)
beschrijving

Met marsepein, een deeg van o.a. gepelde en fijngestampte amandelen, suiker en rozewater, kan je allerlei figuurtjes maken uit de hand of met de hulp van een marsepeinvorm.

In dat laatste geval weegt men de stukjes marsepein af zodat ze juist voldoende zijn om de vorm te vullen. Men rolt de marsepein tot een bolletje zonder naden, om - tijdens het drogen - scheuren te voorkomen. Daarna wordt hij met de hand iets voorgevormd, om tenslotte in de vorm te worden gedrukt. Deze wordt eventueel ingesmeerd met slaolie om het lossen van de marsepein te bevorderen. Als je met de hand vormt gebruikt men een weinig speksteenpoeder om kleven, en het vochtig worden van de marsepein, te voorkomen. Nadien wordt het afgevormd product een week in bakken met stijfselpoeder of op een dikke laag bloem op een plaat te drogen gelegd om te voorkomen dat er platte kanten aan komen. Nu kan het product verder afgewerkt worden door het af te stoffen en desgewenst te schilderen.

De marsepeinvorm kan een tinnen recipiënt zijn met scharnier.

Een ander, tweeledig model wordt uit zwavel gemaakt die, voor de stevigheid, omgeven is door een gipsen blok.

Om bepaalde ronde figuren, zoals bijvoorbeeld appelen, peren en perziken, te vormen, wordt de zogenaamde rolvorm (1) gebruikt. Het is een tweeledige gipsen vorm waarbij de twee helften over elkaar glijden. Door de wrijving wordt geleidelijk de gewenste ronde vorm bekomen. Nadien wordt het product verder afgewerkt met boetseerhoutjes of met speciale stempels (2) en desgewenst geschilderd.

Grotere rolvormen worden gebruikt om marsepeinaardappeltjes te maken. Hier kunnen 10 à 15 pillen marsepein worden tussen gelegd. [MOT]

(1) Bv. MENKVELD: 247; 242.

(2) Bv. MENKVELD: 228; 243.