De drevel is een korte (10-15 cm) metalen cilinder, aan de omtrek vaak gekarteld, soms kegelvormig of lichtjes uitgehold aan een uiteinde, om nagels in, soms uit te drijven. De timmerman gebruikt een boutdrevel, d.i. hetzelfde werktuig (1), maar zwaarder (15-25 cm), om toognagels uit te drijven, om ze in te drijven zonder de balk met de hamer te raken, enz. Het uiteinde is meestal plat.
Het spitse uiteinde van de drevel wordt op de kop van de nagel geplaatst en op het andere wordt met de hamer geslagen. De kegelvormige punt maakt een klein gaatje in de kop en voorkomt het wegglijden van de drevel. Wanneer het uiteinde uitgehold is, komt de kop van de nagel in de holte.
De Japanse drevel (Japans: kugisime) heeft aan één uiteinde, zoals de westerse, een lange (15,5 cm) smalle punt en wordt op het andere uiteinde geslagen met de hamer. Typisch aan het Japans model is dat er nog een tweede, korte (3 cm) punt haaks op de eerste staat. Met de hamer slaat men op het platte zijvlak.
Zie ook de drevelhamer.
Het werktuig is te onderscheiden van de puntslag en de doorslag (smid). [MOT]
(1) Voor JOUSSE 1751: pl. 1.24 heeft de boutdrevel de vorm van een toogijzer.