Zaaghaal (v.)

identificatiecode
ID 639
morfologie
beroep
kok
holotype
MOT V 94.0396 S L=90cm B=10cm G=2430gr
alias
lathaal (syn.) (WEYNS 1974: 96)
alias
schuifhaal (syn.) (WEYNS 1974: 96)
alias
haakhaal (syn.) (WEYNS 1974: 96)
alias
haak (syn.) (WEYNS 1974: 96)
beschrijving

Voorwerp waaraan een pot of ketel bij het koken boven het vuur in de schouw gehangen wordt. Een zaaghaal heeft een langwerpig blad (ca. 70-90 cm lang; ca. 8-10 cm breed) dat aan één zijde getand is en dat eindigt in een brede (ca. 4-5 cm) haak die een omkrullend lipje heeft en waaraan de ketel gehangen wordt, een lange (ca. 90-100 cm) stang die kan glijden door een plat oog - bovenaan tegen de rugkant van het blad bevestigd - en die beneden eindigt in een haak, en een beugel die met het éne uiteinde scharniert in de haak van de stang en met het andere uiteinde onder een tand van het blad gezet kan worden.

De beugel kan hoger of lager in de tanden grijpen; zo kan de hoogte boven het vuur geregeld worden. De stang eindigt bovenaan meestal in een wartel; op deze wijze kan de zaaghaal om zijn verticale as bewegen terwijl de grote ring - die aan een haak in de schouw gehangen wordt - onbeweeglijk blijft.

In zeldzame gevallen eindigt de stang bovenaan in een haak (1).

Er bestaan ook kleine zaaghalen gecombineerd met een kaarsenhouder (2).

Zie ook kettinghaal en schroefhaal. [MOT]

(1) WEYNS: 96.

(2) SEYMOUR LINDSAY: afb. 245-247.