Ciseau large (jusqu'à 8 cm) à un ou deux biseaux, une soie et une embase, ou une douille et un manche, ou tout métal (1).
Contrairement au bédane pour bois, ce burin est destiné aux travaux lourds: découpage d'une goupille, évidement d'un trou de goupille percé, etc.
Certains ciseaux forts de section triangulaire, souvent plus épais vers le manche (2), ne sont que légèrement plus larges que épais.
Le ciseau japonais (japonais: õire nomi), également pour les travaux plus lourds, est utilisé dans un ensemble de différentes largeurs et longueurs.
Voir aussi la gouge de menuisier. [MOT]
(1) Voir un spécimen long (95 cm) dans "Les moulins": 24.
(2) Par exemple. CROISSANCE: 196.
(3) In het Frans wordt het onderscheid tussen hak- en steekbeitel over het algemeen niet gemaakt. De fermoir is meestal een bepaalde vorm van hakbeitel, waarvan het ijzer naar het hecht toe, geleidelijk smaller wordt en zonder vouw: het blad wordt dunner (ROUBO: 1.66). De ébauchoir meestal (zie EMY: 1.41) een beitel, zowel een hak- als een soort spitsbeitel of een guts (Encyclopédie: Charpente. pl. 50.41, 42, 43) om de met de avegaar te boren gaten, te doppen (FELIBIEN: 124; SAVARY: s.v. esbauchoir). Ondanks de opmerking van GOODMAN 1972a: 198 is het onderscheid tussen de verschillende vormen van beitels niet scherp in de benamingen: FELIBIEN: 185 en de Encyclopédie: Ebéniste pl. 11. 107, 108 maken wel het onderscheid tussen ciseau (twee evenwijdige zijden) en fermoir (zie hierboven) maar verder lezen wij in dezelfde Encylopédie: Miroitier. pl. 6.42 gouge ou fermoir en zien wij op de ciseau bij Charpentier pl. 51. 44 geen vouw; op dezelfde plaat lezen wij (44, 45, 46) ciseaux semblables aux précédents, deze laatste zijn drie ébauchoirs (waaronder een guts).