De boorschaaf dient tot het uitschaven van een inspringende hoek of van een brede groef. Haar beitel is iets breder dan het blok. Het schaafsel komt niet door het gat uit het blok maar door een zijdelingse opening. Over het algemeen ligt de snede van de beitel loodrecht op de as van het werktuig. Om gemakkelijker dwars op de vezels te kunnen schaven, bestaan er boorschaven met schuin staande snede. De korte boorschaven hebben een staart om ze gemakkelijker te kunnen vatten.
Om een groef uit te schaven, nagelt de vakman een lat op het te bewerken stuk, waarlangs het werktuig glijdt. Hij kan ook de boorschaaf op een veerploeg bevestigen. In dat geval is de boorschaaf meestal van een verstelbare dieptegeleider voorzien (1).
De boogvormige boorschaaf, te vergelijken met de boogschaaf, heeft een bolronde zool en dient tot het uitschaven van bolronde stukken.
Ook de Japanse schrijnwerker gebruikt de boorschaaf (Japans: shakuri kanna) voor het afwerken van schuifdeuren en schuifpanelen. De Japanse boorschaaf wordt echter niet over het hout geduwd, maar getrokken (2). [MOT]
(1) VAN KEIRSBILCK 1898: 83 spreekt dan van een coulisseschaaf.
(2) ODATE: 104.