Leidraad bij de beschrijving van waterputten

Wat heb ik nodig?

basismateriaal

  1. Duimstok
  2. Water- en vuilbestendige rol- of lintmeter (20 meter)
  3. Touw van 20 meter, +- 5 millimeter diameter (onder andere om de gaslamp naar beneden te laten)
  4. Karabijnhaakje
  5. Dieplood (gewicht van 250-500 gram)
  6. Schrijfgerei
  7. Map voor fiches en aantekeningen
  8. Afdruk inventarisfiche
  9. Afdruk veldblad
  10. Fototoestel
  11. Schaal voor foto’s
  12. Gaslamp
  13. Lucifers
  14. Vod voor handen en materieel

    ter aanvulling

    1. Touwtje om deksel op te tillen, met behulp van een knevel
    2. Twee ronde pennen om in de grond te steken
    3. Richtsnoerpen
    4. Hamertje
    5. Troffel
    6. Legerschopje (onder meer om deksels vrij te maken)
    7. Borsteltje
    8. Plastic zakjes (voor natte vod en dergelijke)
    9. Dregje indien er iets in de put zou vallen
    10. Reserve gasfles voor gaslamp
    11. Kousje voor gaslamp
    12. Lucifers (om nieuw kousje te verbranden)
    13. Zaklamp
    14. Snoeischaar
    15. Handschoenen
    16. Voor de brildrager een touwtje voor bril
    17. Baak

    baak

    touwtje om deksel op te tillen, met behulp van een knevel

    alternatieven

    • De rolmeter van 20 meter gebruik je om de diepte van de waterput te meten. Deze kan je vervangen door een touw van 20 meter. Bind een dieplood aan het uiteinde van de rolmeter of het touw en laat het in de waterput zakken. Nadien kan je de lengte afmeten met behulp van je duimstok of rolmeter.
    • Het dieplood kan je vervangen door een baksteen of een ander voorwerp. Het dient om het touw te verzwaren, zodat de diepte van de put gemeten kan worden.
    • De schaal voor foto’s kan je vervangen door een balpen, een luciferdoosje, een regenscherm … kortom, iets waarvan de grootte door iedereen gekend is.

    conventies

    • Enkel gegraven waterputten door grondwater gevoed worden opgenomen in de inventaris (dus geen hemelwaterputten, sierwaterputten,…). Ook waterputten die niet (meer) zichtbaar zijn, niet meer gebruikt worden, gedempt of afgedekt zijn komen in aanmerking. Een goede imitatie van een waterput onderscheid je moeilijk van een echte.
    • De inventarisfiche heeft betrekking op de huidige situatie van de waterput. Indien voorgaande situaties bekend zijn, kunnen ze onder “Opmerkingen” beschreven worden.
    • Noteer wat je meet in centimeter (en niet in meter).
    • Als er bij het meten naar de diameter gevraagd wordt, wordt de binnendiameter bedoeld.
    • Op bijgaand "veldblad" worden termen verduidelijkt.

    hoe vul ik de fiche in?

    • Bewaar je aantekeningen in het droge. Ze vallen maar al te gauw in de put of in een plas of raken onleesbaar door de regen!
    • Er is slechts één verplicht veld: het adres bestaande uit de gemeente (niet de deelgemeente), de straat en het huisnummer (of het huisnummer van het dichtstbijzijnde huis).
    • Voor je de diepte van de waterput meet, bekijk je eerst de putwanden en maak je de foto. Nadien zou het kunnen dat je door de diepte te meten het slib op de bodem in beweging brengt en dit zou het water troebel kunnen maken.

    • De diepte tot de bodem van de waterput kan je eenvoudig meten met een rolmeter (vaak volstaat 10 meter!). Aan het uiteinde van de rolmeter bevestig je door middel van een karabijnhaakje een dieplood. Meet de diepte van de putrand tot de bodem. Vervolgens meet je de hoogte van de bovenbouw van het maaiveld tot de putrand. De diepte van de waterput is de diepte van de putrand tot de bodem min de hoogte van de bovenbouw.

      Dit is de huidige toestand. Wellicht ligt er een laag slib op de bodem.

          • De diepte tot het wateroppervlak gebeurt op dezelfde wijze. In plaats van tot de bodem te meten, meet je tot aan het wateroppervlak. Ook hier meet je tot de putrand en vervolgens trek je de hoogte van de bovenbouw af van de bekomen diepte.
          • Een putsteen loopt taps toe. In de meeste gevallen is het niet duidelijk dat het om een putsteen gaat. Kruis dan in het invulformulier aan dat het om een baksteen gaat. Vink enkel putsteen aan als je er zeker van bent (aan de buitenkant van de put is de steen breder dan aan de binnenkant).

              • De diameter van de putmond boven het maaiveld is vaak eenvoudig te meten. Hiermee bedoelen we de binnendiameter van de opening ter hoogte van de putrand. Hiervoor gebruik je best een duimstok.

              • De omtrek van de trommel van de windas kan je met behulp van de rolmeter meten. Meet de diameter niet in het midden, omdat de trommel daar waarschijnlijk uitgesleten is, maar aan de rand.

                  • De lengte van de draaikruk van de windas kan je met behulp van de duimstok of rolmeter meten. Op de afbeelding zie je wat we met de lengte bedoelen.

                  veiligheid en risico's

                  We raden je aan waakzaam te zijn bij het opmeten van een waterput. Er zijn verschillende risico’s aan verbonden, zowel boven (bijvoorbeeld een val in de waterput met eventueel verwondingen of verdrinking tot gevolg) als in de waterput (verstikking, verdrinking, de putwanden die het begeven, een voorwerp dat in de waterput valt, enz.). Wellicht kan je door deze veiligheidsoverweging de fiche niet volledig invullen, maar... veiligheid gaat voor!

                  Er zijn uiteraard ook minder erge risico’s aan verbonden, zoals het laten vallen van een voorwerp in de put. Om dit op te vissen kan een emmerdreg handig zijn. Bevestig het dregje aan een touw.

                  enkele veiligheidstips

                  • Houd een kind vast als het in de waterput wil kijken.
                  • Leun niet tegen de bovenbouw als je niet zeker bent dat deze stevig is.
                  • Laat een put zonder deksel niet onbewaakt achter, zelfs niet voor enkele minuten.
                  • Let op voor “verborgen” waterputten (dit geldt ook voor hemelwater- en beerputten) waarvan de opening gelijk is aan het maaiveld, maar die je niet kan onderscheiden van het grondoppervlak.
                  • Let op voor onstevige putdeksels, vooral als ze gelijk zijn aan het maaiveld.
                  • Daal niet in de put af zonder ervaring en zeker niet alleen. Er is het gevaar van aanwezigheid van gassen, er zouden voorwerpen naar beneden kunnen vallen, de putwanden zouden kunnen instorten, enz.
                  • Gebruik het aanwezige ophaalmiddel niet om in een put af te dalen. Vaak is het niet gemaakt voor het gewicht van een mens. Bovendien is het meestal rot of versleten.