De ovenkelder bestaat meestal uit een gewelfde holle ruimte van een halve steen dik. De vorm kan een halfrondboog zijn of een segmentboog (de binnen- en buitenbooglijn zijn een cirkelsegment dat kleiner is dan een halve cirkel) waarbij de aanzet kan steunen op de buitenmuren van de ovenkelder. Is de ruimte smaller, zorg er dan voor dat de opening steeds groot genoeg is voor de bestemming van de ovenkelder.
De voorzijde van de ovenkelder wordt met een segmentboog afgewerkt. Volgende tips geven een mooi en afgewerkt resultaat:
De boogvorm van het formeel kan je makkelijk uit een spaanplaat of triplex van ca. 16-22 mm zagen. Verbindt beide identieke platen onderaan met een plaat van ca. 20 cm (dit is gelijk aan de dikte van de muur van de onderbouw) breed. Bovenaan kan je het gebogen gedeelte afwerken met een unalit-plaat of een triplex plaat van ca. 3 mm dik.
"Ongeveer in het midden van het formeel wordt een steen gezet, en een draad, vastgemaakt in het middelpunt van de cirkel, gespannen. Het lagenverloop van de boog kan dan aan beide zijden van de steen worden afgeschreven. De steen heeft dan de wigvorm die voor alle stenen gelden, en toont bovendien de afstand die de maatstreepjes op het formeel dienen te hebben. De steen zelf moet echter steeds één voegdikte dunner worden gehakt. Het afschrijven van de gehele lagenverdeling op het formeel kan het beste met een steekpasser worden gedaan". (uit AALDERS: 207).
"Is de segmentboog met een geringe pijlhoogte een halve steen of één steen hoog, dan is het niet nodig de stenen van de boog trapeziumvormig te behakken. De voegen kunnen dan aan de bovenkant iets dikker genomen worden dan aan de onderzijde." (uit JELLEMA IV: 320).