"De lagenmaat van het metselwerk kan je vaststellen door 10 stenen op hun kant tegen elkaar te zetten. Bij de verkregen totaalmaat worden de lintvoegdikten (nominaal 10-12 mm) opgeteld en het geheel weer door 10 gedeeld. Het aldus verkregen getal is de gemiddelde steendikte plus een voeg, en tegelijk de lagenmaat. Deze maat zet je met potlood of een afschrijfpunt uit op een lagenlat, dit is een rechte lat van ca. 200 cm). De potloodstreepjes worden met een metaalzaag ingezaagd, zodat de maatverdeling zichtbaar blijft. Met behulp van de lagenlat kan de lagenverdeling op de metselprofielen worden afgeschreven." (uit AALDERS: 136).
uit Bricofiche
"De koppenmaat kan worden bepaald door 10 stenen als een koppenlaag (dus op hun platte kant naast en tegen elkaar) neer te leggen en daarbij de stootvoegen op te tellen. Deel het verkregen aantal weer door 10 en je hebt de gemiddelde koppenmaat. Zet deze maat eveneens uit op een lat (gelijk aan de lengte van je gebouw), waarbij de eerste maat een kop plus een halve voeg is. Dat is dan de koppenlat." (uit AALDERS: 136).
Afhankelijk van de gekozen voegdikte kan het zijn dat twee koppen plus één voeg niet gelijk is aan één strek. In dat geval zul je de maat van 10 strekken moeten vergelijken met de maat van 20 koppen. Het verschil tussen de twee maten is dan gelijk aan 10 stootvoegen." (uit AALDERS: 138).