nodig
De ovenvloer bestaat uit 3 lagen: een isolerende leemlaag om warmteverlies te beperken, een zandlaag en de eigenlijke ovenvloer waarop het brood gebakken wordt.
De isolerende leemlaag van ca. 5-7 cm is leem gemengd met kalk en stro die op de ondersteunende laag wordt aangebracht.
Een weinig stro wordt licht onder gemengd in de leem en tot een prop verwerkt. Vervolgens wordt ze op de betonplaat (vroeger houten balken) gelegd en goed met de vuist aangestampt totdat de leem eruit komt. Achteraf wordt het geheel afgestreken met een metselaarstroffel.
Tip: Vermits er kalk in het mengsel aanwezig is, is het dragen van rubberen handschoenen geen overbodige luxe.
Als de onderlaag uit beton bestaat kan men ook kiezen voor een isolerende laag uit een betonnen plaat op basis van vermiculiet.
foto Carlo Vande Walle
Op de isolerende leemlaag wordt een laag van ca. 5-7 cm uit aangedamd vochtig zand geplaatst.
Zorg dat deze laag op de juiste manier genivelleerd is. In de breedte ligt zij steeds waterpas, maar in de lengte meet je een hoogteverschil van ca. 3,5 cm per meter, waarbij de vloer achteraan hoger ligt dan aan de ovenmond.
Deze helling kan je makkelijk bekomen door 2 bakstenen op hun grootste zijde te plaatsen in de lengteas en aan de binnenzijde van het ovengewelf. De bovenzijde van de baksteen aan de ovenmond moet gelijk komen met de basis van de ovenmond. De baksteen aan de achterzijde van het ovengewelf wordt ca. 3,5 cm per meter hoger gelegd dan aan de voorzijde.
Tip: Het hoogteverschil kan je makkelijk nameten met een libel (waterpas). Leg deze op de achterste baksteen en leg er aan de ovenmond wiggen onder tot de libel waterpas ligt. het hoogteverschil is de afstand tussen de basis van de ovenmond en de onderzijde van de libel.
Je kan de helling ook controleren met een knikker. Plaats een paar bakstenen achter elkaar op de zandlaag en laat de knikker erover rollen: als deze rustig naar voor rolt, is de hellingsgraad goed gekozen.
In de breedte legt men op het breedste deel en aan elke binnenzijde van het gewelf 2 bakstenen op hun grootste zijde. De hoogte ervan is reeds bepaald door de lengteas.
Strijk nu het vochtige zand of zavel zowel in de lengte- als in de breedte-as glad met de raapspaan. Zorg ervoor dat beide assen concaaf zijn met in het midden een lichte uitholling van maximum 1 cm. Je kan hiervoor een recht lat of rei gebruiken als controlemiddel. eens het gevormde kruis correct is genivelleerd wordt de rest uitgevuld met het vochtige zand en goed aangedamd.tekening Carlo Vande Walle
foto Carlo Vande Walle
foto Stef Lambrechts
foto Carlo Vande Walle
foto Carlo Vande Walle
foto Carlo Vande Walle
Kies de vlakste bakstenen uit zodat er zo weinig mogelijk oneffenheden zijn die het gebruik van rakelijzer, ovenpaal, enz. hinderen. Maak de bakstenen, net zoals bij het metselen van de onderbouw, een dag vooraf vochtig. Begin de ovenvloer in verband te leggen aan de zijde van de ovenmond; als je op het einde gekapte stenen moet plaatsen, dan bevinden ze zich uit het zicht.
Meestal wordt de ovenvloer rechtstreeks in het nat aangedamde zand gelegd. De bakstenen worden steeds op hun grootste zijde gelegd. Plaats de stenen zo dicht mogelijk tegen elkaar zodat er nagenoeg geen voegen zijn. Zorg wel voor een voeg van ca. 1 cm tussen de ovenvloer en de binnenzijde van het ovengewelf en vul deze met leemmortel.
Tip: Bij veelvuldig gebruik van de bakoven is het beter een ovenvloer te maken uit slijtvaste en gladde vuurvaste tegels. Kies voor grote (ca. 20 cm bij 20 cm), liefst dikke (traditioneel ca; 5-10 cm) tegels om respectievelijk zo weinig mogelijk oneffenheden te hebben en om zo weinig mogelijk warmteverlies te hebben.
Tip: Ook nu kan je met een knikker of tennisbal nagaan of de "komvorm" van de ovenvloer correct is uitgevoerd. De bal moet steeds vooraan in het midden van de ovenmond uitkomen.
Andere ovenbouwers leggen de ovenvloer in kalkmortel op een isolerende betonnen plaat of een isolerende laag uit baksteen die op de ondersteunende laag aangebracht wordt. Meestal wordt in dat geval de ovenvloer vooraf geplaatst en loopt het onder het ovengewelf door. Let wel, doe dit enkel als je een betonplaat als ondersteunende laag hebt gekozen.
Om in kalkmortel te werken span je een richtsnoer ter hoogte van de toekomstige vloer. Met de punt van de troffel maak je overdwars ondiepe inkepingen in. Breng mortel op de kop en de strek van de steen aan en druk deze, met zijn platte zijde, op een afstand van ca. 2 cm van de vorige steen in de mortel. Beweeg hem lichtjes heen en weer totdat de bovenzijde van de steen evenwijdig aan het richtsnoer komt te liggen. Houd de voegen smal (3-4 mm) om het loskomen te vermijden en zorg dat ze vol mortel zitten. Na ongeveer een uur worden ze nagekeken, eventueel gevuld met mortel en plat gestreken met een voegijzer. De overtollige mortel wordt verwijderd met een vochtige spons. Controleer regelmatig dat de bakstenen in de breedte waterpas liggen met een rechte lat of een libel (waterpas).
Als de ovenvloer in de (kalk)mortel wordt gelegd moet je minimum vier dagen wachten voor je aan het ovengewelf kan beginnen. Bescherm de vloer met een zeil bij regenweer.