Opzoeken

Algemeen zoeken

Doorzoek de hele website door een trefwoord in te voeren of kies hierboven een databank om specifiek te zoeken

Zoeken


Zoekresultaten 7,111 - 7,120 15,395 resultaten gevonden
Kreefttang (v.)
De scharen van kreeften kan men makkelijk openbreken met een kreefttang. Ze lijkt op een notenkraker; al is de getande opening tussen de armen recht in plaats van rond. De scharen van een kreeft zijn immers niet zo groot, maar wel vrij hard en glad. Er bestaan ook andere modellen met gekruiste armen. Met het getande deel van de bek kraakt men de poten of scharen, waarna men er het vlees kan uittrekken met de platte punten van de bek. Zachte schaaldelen kan men openknippen met de snijvlakken bovenaan de bek (1). [MOT] (1) Zie CAMBELL: 97.
Kloofijzer (o.)
Het kloofijzer (1) dient om latten en duigen te kloven. Het bestaat uit een rechte steel van ca. 50 cm en een plat of holrond rechthoekig ijzer (ca. 20-40 cm) waarvan een kleine zijde in een oog eindigt en een lange scherp is. De steel ligt in hetzelfde vlak als het ijzer en staat loodrecht op de snede. Wanneer de stam in stukken gezaagd is, klooft de vakman met een kloofwig of met een stokwig, een stuk in vier of acht. Naargelang de dikte van de in doorsnede driehoekige bekomen stukken en van de soort latten, worden die stukken eerst met een recht kloofijzer of met een holrond kloofijzer in twee of vier verdeeld. Daarvoor worden ze in een houten raam geklemd (2). Het blad wordt op de doorsnede geplaatst en met een houten kloofklopper geslagen. De steel wordt dan naar beneden getrokken zodat de spleet breder wordt en het werktuig erin kan worden geduwd. Daarna worden die stukken verder gekloofd met een recht kloofijzer dat doorgaans minder dik en scherper is dan het eerste. Het wordt...
Koetsenmakersgroefschaaf (m.)
Om smalle groeven in holronde vlakken uit te schaven, gebruiken sommige koetsenmakers een bijzondere groefschaaf (1). Op het vasteland is het ca 23 cm lang blok ervan S-vormig (2) en ze wordt verticaal gehanteerd; beide uiteinden dienen als handvat. Twee modellen zijn er van bekend. Bij het ene wordt de groef uitgeschaafd door een boogvormige beitel (3). Bij het ander, gebeurt dat door een stalen plaat die op het blok geschroefd is. Om niet tegen de richting van de vezels te moeten schaven, beschikt de vakman over twee schaven, een linkse en een rechtse. In Groot-Brittannië gebruikt men een dubbele koetsenmakersgroefschaaf met recht blok (ca 40 cm lang), waar twee beitels op bevestigd zijn. Zie ook volgend artikel. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend. (2) Uitzonderlijk een recht blok in WHELAN: 124. (3) OURY: 97 toont een gelijkvormig werktuig maar met een zaagblad. De foto is onduidelijk en er is geen commentaar.
Koffiemolen (m.)
Met een koffiemolen kan men gebrande koffiebonen fijn malen. Hij heeft gegroefde, gietijzeren maalschijven, die met behulp van een draaizwengel in beweging gebracht worden. Van de meeste koffiemolens kan men met een stelschroef het maalwerk van grof naar fijn instellen. De koffiemolen kan een vierkantig houten huis hebben met bovenaan een draaizwengel en onderaan een laatje waar de gemalen koffie in terecht komt (ca. 10-15 cm breed; ca. 20-26 cm hoog). Het huis kan ook cilindrisch (ca. 8-10 cm doorsnede; ca. 10-20 cm hoog) en van metaal zijn. Een ander model is van gietijzer (ca. 12-27 cm breed; ca. 30-45 cm hoog) en wordt aan de rand van de tafel of aanrecht vastgeschroefd. Bovenaan is er een trechter waar de koffiebonen ingedaan worden; onder het maalwerk is er een vergaarbakje of een tuit. In het laatste geval moet er een apart bakje onder geplaatst worden. De zwengel bevindt zich langszij. Er bestaat ook een wandmodel. De schilder gebruikt een gelijkaardig werktuig om pigmenten te...
Koetsenmakersgrondschaaf (m.)
De koetsenmaker gebruikt een speciale grondschaaf voor het schaven van rechte, holle of bolle randen aan bv. deuren en het maken van zijdelings gebogen houten lijsten. De koetsenmakersgrondschaaf bestaat uit een rechthoekig houten blok (20-25 / 5 / 3-4 cm) waarvan de uiteinden meestal zijn afgerond. De bijna verticale beitel (ca. 4 cm) en wig staan in de lengte gericht ten opzicht van het blok. De zool is vlak (voor het maken van een rechte of bolle rand) of bol (voor het maken van een holle rand) en is rond het gat verstevigd met een ijzeren, soms ook uit been of messing, plaatje. Dat als bescherming tegen slijtage en tegen het splijten van het blok indien men te hard op de wig drukt (1). Bovenaan is het gat voorzien van een steun of metalen plaatje. Het model voor het maken van gebogen houten lijsten is kleiner (ca. 15-20 cm bij 3,5 cm) en heeft twee symmetrische schaafbeitels die elk in een gat steken, gescheiden door een ijzeren tussenschot. Het plaatje dat op de zool is geschroefd,...
Knopenverdeler (m.)
De knopenverdeler (1) is een metalen, meestal aluminium, verstelbare mal (2) die diverse functies kan uitoefenen bij het maken of aanpassen van kleding. Men kan het meettuig daarbij als een harmonica uitrekken of inklappen. De meest gebruikte toepassing is het uitleggen van de knoopsgaten, zodat deze precies op dezelfde onderlinge afstand op een lijn worden gemaakt. Men kan er ook drukknopen, plooien, versiersels, enz. mee afmeten. In de puntvormige uitsteeksels is daartoe vaak een gleuf voorzien om door te steken.  De algemene vorm gelijkt enigszins op een model van de deegsnijrol, waarop echter snijwieltjes zijn gemonteerd. [MOT] (1) Eigen benaming onbekend.(2) Men kan het werktuig ook als een passer beschouwen. Zie het Franse compas d'habillement in ROYER & VERSTRAETE: 411.
Knobbeltang (v.)
De knobbeltang is een vrij zware (ca. 600-1000 gr) metalen tang waarmee men het leder van een schoen (ook daim, nubuck) kan oprekken bij knellende schoenen. Ze wordt voornamelijk gebruikt bij medische klachten. Likdoorn of eksteroog komt onder meer voor op de bovenkant van de tenen en kan zeer pijnlijk zijn bij knellende druk van bovenaf. Bij Hallux Valgus (L) trekt de grote teen scheef en vormt zich een pijnlijke knobbel van uitstekend bot en geïrriteerd weefsel.  De schoenmaker plaatst de open ringvorm aan de buitenkant van de schoen en de bolvorm aan de binnenkant ter hoogte van de knellende plek, zodat het leder plaatselijk en zonder schade wordt opgerekt. Bij een ander model wordt de bek volledig in de schoen geplaatst en wordt de hefboom op de binnenzool geplaatst om de bovenzijde op te rekken. [MOT]
Knoopsgatentang (v.)
De knoopsgatentang lijkt sterk op de holpijptang. In plaats van het buisje met scherpe randen om de gaten te maken, vervult een holpijp met scherp vleugeltje op de kaak deze rol. Wanneer men de tang dichtknijpt, knipt men een spleet met gaatje in het materiaal voor het knoopsgat. Op sommige modellen is een koperen plaatje met maataanduiding voorzien om de tang op de juiste knoopsmaat af te stellen. Er bestaat ook een knoopsgatenschaar. [MOT]
Klopper (mandenmaker) (m.)
Werktuig van de mandenmaker om de reeds gevlochten tenen aan te drijven. Het kan een rechthoekig plankje (ca. 1/20/2-5 cm) van hard hout met een korte steel zijn. Meestal is het echter een gesmeed rechthoekig (ca. 12-15/5-6 cm) stuk ijzer van 400-1000 gr, met driehoekige doorsnede. Het smaller uiteinde eindigt vaak in een ring en dient als steel. De ring kan dienen om tenen te buigen (vgl. buigijzer). [MOT]
Knopsteker (m.)
De knopsteker (1) bestaat uit een metalen pijpje (middellijn ca. 0,5-1 cm) - scherp aan één uiteinde en met een hecht of een kruk aan het ander uiteinde - om cirkeltjes, hartjes e.d. als versiering te snijden op de klompen (2). De knopsteker wordt op de klomp gedrukt, nooit geslagen zoals de holpijp van de leerbewerker. [MOT] (1) BORREMANS: 341. (2) Soms wordt de huls van een patroon gebruikt (VAN BAKEL 1958: 68).