werktuig
Hooivork (v.)
De hooivork is een vork met 2 à 3 - soms vier - ronde of vierkantige,
puntige, licht gebogen, ijzeren of stalen tanden (ca. 15-30 cm;
tussenafstand: ca. 7-20 cm), die door middel van een dille, een angel of
twee veren, met een rechte houten steel van uiteenlopende lengte (ca.
100-300 cm) verbonden is. Soms ook is het een monoxiel gaffelvormige tak
(1). De landbouwer geeft de voorkeur aan een stalen hooivork met twee
tanden, om bij de oogst, de schoven op de kar te steken of het vanaf de kar
op de zolder te steken. Deze met drie tanden of de houten hooivork wordt
veelal gebruikt om het hooi te keren (zie ook hooihark (hand)). Er bestaat
ook een dubbel model met een rij van 3 tanden onderaan en een rij van 2
tanden bovenaan om het hooi samen te brengen tot hooioppers (2). [MOT] (1)
Bv. ROBERT: 8-20. (2) Dit dubbel model is in de handel verkrijgbaar onder
de benaming javeleuse.